Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor auflegen (Duits) in het Spaans

auflegen:

auflegen werkwoord

  1. auflegen (Gespräch beenden)

Vertaal Matrix voor auflegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
finalizar Gespräch beenden; auflegen abbrechen; abmachen; abschließen; aufhören; aushaben; beenden; beschließen; enden; erledigen; fertig bringen; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; halten; in Ordnung bringen; klären; schließen; vollenden
finalizar una llamada Gespräch beenden; auflegen

Synoniemen voor "auflegen":


Wiktionary: auflegen

auflegen
  1. (transitiv) ein Druckwerk publizieren
  2. (intransitiv) ein Telefongespräch beenden
  3. (intransitiv) (umgangssprachlich) Musikaufnahmen abspielen
  4. (transitiv) etwas auf etwas liegend positionieren

Cross Translation:
FromToVia
auflegen colgar hang up — terminate a phone call
auflegen reimprimir reprint — to print something that has been published in print before
auflegen aplicar appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
auflegen imponer imposer — Traductions à trier suivant le sens
auflegen revestir; enfundar; poner; sobreponer; revocar revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.

Auflegen:

Auflegen werkwoord

  1. Auflegen
    Colgar
  2. Auflegen
    Finalizar

Vertaal Matrix voor Auflegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Colgar Auflegen
Finalizar Auflegen Fertig stellen

Synoniemen voor "Auflegen":

  • Ausstellen