Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: beschuldigen

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: beschuldigen

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. beschuldigen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor beschuldigen (Duits) in het Spaans

beschuldigen:

beschuldigen werkwoord (beschuldige, beschuldigst, beschuldigt, beschuldigte, beschuldigtet, beschuldigt)

  1. beschuldigen (verdächtigen; anklagen)
    sospechar; acusar; conjeturar; adivinar; culpar; barruntar; inculpar
  2. beschuldigen (anklagen; anschuldigen)
    acusar; culpar; inculpar

Conjugations for beschuldigen:

Präsens
  1. beschuldige
  2. beschuldigst
  3. beschuldigt
  4. beschuldigen
  5. beschuldigt
  6. beschuldigen
Imperfekt
  1. beschuldigte
  2. beschuldigtest
  3. beschuldigte
  4. beschuldigten
  5. beschuldigtet
  6. beschuldigten
Perfekt
  1. habe beschuldigt
  2. hast beschuldigt
  3. hat beschuldigt
  4. haben beschuldigt
  5. habt beschuldigt
  6. haben beschuldigt
1. Konjunktiv [1]
  1. beschuldige
  2. beschuldigest
  3. beschuldige
  4. beschuldigen
  5. beschuldiget
  6. beschuldigen
2. Konjunktiv
  1. beschuldigte
  2. beschuldigtest
  3. beschuldigte
  4. beschuldigten
  5. beschuldigtet
  6. beschuldigten
Futur 1
  1. werde beschuldigen
  2. wirst beschuldigen
  3. wird beschuldigen
  4. werden beschuldigen
  5. werdet beschuldigen
  6. werden beschuldigen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beschuldigen
  2. würdest beschuldigen
  3. würde beschuldigen
  4. würden beschuldigen
  5. würdet beschuldigen
  6. würden beschuldigen
Diverses
  1. beschuldig!
  2. beschuldigt!
  3. beschuldigen Sie!
  5. beschuldigt
  6. beschuldigend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beschuldigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acusar anklagen; anschuldigen; beschuldigen; verdächtigen anklagen
adivinar anklagen; beschuldigen; verdächtigen Vermutung anstellen; abwägen; annehmen; anregen; aufzählen; ausmachen; bestimmen; entgegensehen; ermessen; erwarten; glauben; hoffen; mutmaßen; postulieren; prophezeien; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vermuten; voraussagen; voraussehen; vorbuchstabieren; vorhersagen; vorschlagen; wahrsagen; weissagen; zuraten; überschlagen
barruntar anklagen; beschuldigen; verdächtigen Vermutung anstellen; annehmen; glauben; mutmaßen; postulieren; schätzen; vermuten
conjeturar anklagen; beschuldigen; verdächtigen Vermutung anstellen; abwägen; annehmen; anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; glauben; mutmaßen; postulieren; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vermuten; vorschlagen; zuraten; überschlagen
culpar anklagen; anschuldigen; beschuldigen; verdächtigen anklagen; bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen
inculpar anklagen; anschuldigen; beschuldigen; verdächtigen anklagen
sospechar anklagen; beschuldigen; verdächtigen annehmen; mutmaßen; postulieren; schätzen; vermuten

Synoniemen voor "beschuldigen":


Wiktionary: beschuldigen

Cross Translation:
FromToVia
• beschuldigen → denunciar; acusar ↔ accuse — attribute blame to someone
• beschuldigen → culpar; reprochar ↔ blame — place blame upon
• beschuldigen → acusar; acriminar ↔ beschuldigen — iemand de schuld geven van iets
• beschuldigen → acusar; delatar; denunciar; acriminar; inculpar ↔ accuser — déférer à la justice quelqu’un comme coupable d’un délit, d’un crime.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0341 seconde
Page rendered in 1.0 seconds