Duits

Uitgebreide vertaling voor kochen (Duits) in het Spaans

kochen:

kochen werkwoord (koche, kochst, kocht, kochte, kochtet, gekocht)

  1. kochen (Essen zubereiten)
  2. kochen (zubereiten)
    preparar; aderezar; prepararse; apercibir; arreglar; aprestar
  3. kochen (zubereiten)
    preparar; aderezar
  4. kochen (sieden; erhitzen)
    hacer hervir; hervir; bullir
  5. kochen (sieden; erhitzen)
  6. kochen (garkochen; garen)
    cocer

Conjugations for kochen:

Präsens
  1. koche
  2. kochst
  3. kocht
  4. kochen
  5. kocht
  6. kochen
Imperfekt
  1. kochte
  2. kochtest
  3. kochte
  4. kochten
  5. kochtet
  6. kochten
Perfekt
  1. habe gekocht
  2. hast gekocht
  3. hat gekocht
  4. haben gekocht
  5. habt gekocht
  6. haben gekocht
1. Konjunktiv [1]
  1. koche
  2. kochest
  3. koche
  4. kochen
  5. kochet
  6. kochen
2. Konjunktiv
  1. kochte
  2. kochtest
  3. kochte
  4. kochten
  5. kochtet
  6. kochten
Futur 1
  1. werde kochen
  2. wirst kochen
  3. wird kochen
  4. werden kochen
  5. werdet kochen
  6. werden kochen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kochen
  2. würdest kochen
  3. würde kochen
  4. würden kochen
  5. würdet kochen
  6. würden kochen
Diverses
  1. koch!
  2. kocht!
  3. kochen Sie!
  4. gekocht
  5. kochend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor kochen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arreglar Abwickeln; Anordnen; Anpassen; Arrangieren; Erledigen
hervir Aufkochen; Kochen; Sieden
preparar Zubereiten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aderezar kochen; zubereiten
apercibir kochen; zubereiten
aprestar kochen; zubereiten
arreglar kochen; zubereiten Freiden schließen; Maßregeln treffen; abrechnen; anordnen; anrichten; aufbauen; aufstellen; ausbessern; ausgleichen; ausrichten; ausstatten; bauen; beheben; beilegen; bereiten; beseitigen; deichseln; einordnen; einrichten; einsetzen; einteilen; erbauen; erfrischen; erneuern; errichten; festlegen; fixen; flicken; gestalten; gutmachen; herrichten; hinkriegen; in Ordnung bringen; innovieren; installieren; instand setzen; instandsetzen; klären; montieren; möblieren; nachzahlen; neugestalten; ordnen; organisieren; regeln; regulieren; renovieren; reparieren; restaurieren; sich fügen; steuern; tilgen; veranstalten; wiederaufbauen; wiedereinsetzen; wiederfinden; wiederherstellen; wiederinstand setzen; zahlen; zurückfinden
bullir erhitzen; kochen; sieden aufsprudeln; hervorquellen; hervorsprudeln
cocer garen; garkochen; kochen auskochen; einbacken
estar hirviendo de rabia erhitzen; kochen; sieden
estar malísimo erhitzen; kochen; sieden
hacer hervir erhitzen; kochen; sieden
hacer la comida Essen zubereiten; kochen
hervir erhitzen; kochen; sieden auskochen
preparar Essen zubereiten; kochen; zubereiten Vorbereitungen treffen; anrichten; bereiten; bereitstellen; grundieren; vorarbeiten; vorbereiten
preparar la comida Essen zubereiten; kochen
prepararse kochen; zubereiten Vorbereitungen treffen; anrichten; aufmachen; bereiten; sich bereit machen; sich fertig machen; sich preparieren; sich vorbereiten

Synoniemen voor "kochen":


Wiktionary: kochen

kochen
  1. Lebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten
  2. (intransitiv) Speisen (auch kalte) zubereiten

Cross Translation:
FromToVia
kochen bullir; hervir boil — cook in boiling water
kochen cocinar cook — prepare (food) for eating
kochen cocer; cocinar cook — become ready for eating
kochen cocinar cook — prepare food
kochen asarse fry — suffer because of too much heat
kochen cocer koken — vloeistof verwarmen totdat er zich in de hele vloeistof bellen vormen die naar boven stijgen en openspringen
kochen hervir; bullir bouillir — Être dans l’état d’ébullition. Se dit proprement des liquides, lorsque la chaleur ou la fermentation y produit un mouvement et qu’il se forme des bulles à la surface.
kochen cocer; guisar cuirepréparer les aliments par le moyen du feu, de la chaleur, pour les rendre propres à être manger. devenir propre à être mangé ou propre à tel ou tel usage par le moyen du feu, de la chaleur.
kochen cocinar cuisiner — Préparer à manger

Kochen:

Kochen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Kochen (Sieden)
    el hervor
    • hervor [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. Kochen (Sieden)
    el hervir
    • hervir [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. Kochen
    el cocinar; la preparación del comer
  4. Kochen (Kocherei)
    el guisoteo

Vertaal Matrix voor Kochen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cocinar Kochen
guisoteo Kochen; Kocherei Kocherei
hervir Kochen; Sieden Aufkochen
hervor Kochen; Sieden
preparación del comer Kochen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hervir auskochen; erhitzen; kochen; sieden

Wiktionary: Kochen


Cross Translation:
FromToVia
Kochen cocina cuisine — Art d’apprêter les mets, les aliments
Kochen ebullición; hervor ébullition — bouillir sur le feu
Kochen ebullición; hervor ébullition — Corps ou une foule qui s'échauffe

Verwante vertalingen van kochen