Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
rasend:
- enfadado; malo; con un humor de perros; enojado; furioso; rudo; feroz; rabioso; mal; indignado; enfurecido; malamente; frenético; airado; indebidamente; muy rápido; fuerte; desierto; amargado; encarnizado; resentido; vivo; salvaje; agudo; apasionado; subido; árido; brusco; riguroso; intenso; tajante; agresivo; cortante; estridente; mordaz; chillón; acre; mordido; vehemente; yermo; empedernido; enconado; inhóspito; torvo; cáustico; sañudo
-
rasen:
- rabiar; correr; aumentar la velocidad al llegar cerca de la meta; ir corriendo; galopear; apresurarse; sprintar; trotar; dar prisa; acelerar; meter prisa; correr velozmente; darse prisa; ir al trote; ir al galope; apresurar; ir volando; irse volando; soltar palabrotas; despotricar contra; lanzar blasfemias; agredir de palabra; ladrar; chillar; hacer estragos; gritar; vocear; dar voces; dar gritos; gritar a voces; pegar voces; bramar; despotricar; vociferar; iniciar; marcar el paso; esprintar; refunfuñar; estar furioso; poner morritos; maldecir; desentonar; resentirse; enfurruñarse; estar de mal humor
-
Wiktionary:
- rasend → fuera de control, frenético, furioso, torcido, furibundo
Duits
Uitgebreide vertaling voor rasend (Duits) in het Spaans
rasend:
-
rasend (böse; wütend; ärgerlich; neidisch; giftig; fuchsteufelswild; Haßerfüllt; aufgeregt; gehässig; übel; zornig; grimmig; verstimmt; eifersüchtig; garstig; bitterböse; aufgebracht; jähzornig; ungestüm; erzürnt; ergrimmt; verbissen; unwirsch; unwillig; borstig)
enfadado; malo; con un humor de perros; enojado; furioso; rudo; feroz; rabioso; mal; indignado; enfurecido; malamente; frenético; airado; indebidamente-
enfadado bijvoeglijk naamwoord
-
malo bijvoeglijk naamwoord
-
con un humor de perros bijvoeglijk naamwoord
-
enojado bijvoeglijk naamwoord
-
furioso bijvoeglijk naamwoord
-
rudo bijvoeglijk naamwoord
-
feroz bijvoeglijk naamwoord
-
rabioso bijvoeglijk naamwoord
-
mal bijvoeglijk naamwoord
-
indignado bijvoeglijk naamwoord
-
enfurecido bijvoeglijk naamwoord
-
malamente bijvoeglijk naamwoord
-
frenético bijvoeglijk naamwoord
-
airado bijvoeglijk naamwoord
-
indebidamente bijvoeglijk naamwoord
-
-
rasend (wütend; böse; wüst; zornig; fuchsteufelswild; tobend; erzürnt)
-
rasend (sehr schnell; rasend schnell; blitzartig)
muy rápido-
muy rápido bijvoeglijk naamwoord
-
-
rasend (bitter entäuscht; verbittert; hell; wütend; hart; wüst; roh; tüchtig; wild; öde; grell; heftig; bissig; rüde; grimmig; stürmisch; höllisch; schneidig; klirrend; tobend; schnippisch; haarig; gellend; beißend; geharnischt)
fuerte; desierto; amargado; encarnizado; resentido; vivo; salvaje; agudo; apasionado; feroz; subido; árido; brusco; riguroso; intenso; rudo; tajante; furioso; rabioso; agresivo; cortante; estridente; mordaz; chillón; acre; mordido; vehemente; yermo; empedernido; enconado; inhóspito; torvo; cáustico; sañudo-
fuerte bijvoeglijk naamwoord
-
desierto bijvoeglijk naamwoord
-
amargado bijvoeglijk naamwoord
-
encarnizado bijvoeglijk naamwoord
-
resentido bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
salvaje bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
apasionado bijvoeglijk naamwoord
-
feroz bijvoeglijk naamwoord
-
subido bijvoeglijk naamwoord
-
árido bijvoeglijk naamwoord
-
brusco bijvoeglijk naamwoord
-
riguroso bijvoeglijk naamwoord
-
intenso bijvoeglijk naamwoord
-
rudo bijvoeglijk naamwoord
-
tajante bijvoeglijk naamwoord
-
furioso bijvoeglijk naamwoord
-
rabioso bijvoeglijk naamwoord
-
agresivo bijvoeglijk naamwoord
-
cortante bijvoeglijk naamwoord
-
estridente bijvoeglijk naamwoord
-
mordaz bijvoeglijk naamwoord
-
chillón bijvoeglijk naamwoord
-
acre bijvoeglijk naamwoord
-
mordido bijvoeglijk naamwoord
-
vehemente bijvoeglijk naamwoord
-
yermo bijvoeglijk naamwoord
-
empedernido bijvoeglijk naamwoord
-
enconado bijvoeglijk naamwoord
-
inhóspito bijvoeglijk naamwoord
-
torvo bijvoeglijk naamwoord
-
cáustico bijvoeglijk naamwoord
-
sañudo bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor rasend:
Synoniemen voor "rasend":
Wiktionary: rasend
rasend vorm van rasen:
-
rasen (brüllen; donnern; wüten)
-
rasen (einRennenfahren; hasten; hetzen; jagen)
-
rasen (schnelllaufen; rennen; laufen; spurten; sprinten; wettlaufen; spritzen; traben; jagen; springen; eilen; hetzen; hasten; stürzen; schuften; wetzen; galoppieren)
correr; aumentar la velocidad al llegar cerca de la meta; ir corriendo; galopear; apresurarse; sprintar; trotar; dar prisa; acelerar; meter prisa; correr velozmente; darse prisa; ir al trote; ir al galope-
correr werkwoord
-
ir corriendo werkwoord
-
galopear werkwoord
-
apresurarse werkwoord
-
sprintar werkwoord
-
trotar werkwoord
-
dar prisa werkwoord
-
acelerar werkwoord
-
meter prisa werkwoord
-
correr velozmente werkwoord
-
darse prisa werkwoord
-
ir al trote werkwoord
-
ir al galope werkwoord
-
-
rasen (jagen; auftreiben; hasten; aufjagen)
darse prisa; correr; apresurar; apresurarse; dar prisa; meter prisa; ir volando; irse volando-
darse prisa werkwoord
-
correr werkwoord
-
apresurar werkwoord
-
apresurarse werkwoord
-
dar prisa werkwoord
-
meter prisa werkwoord
-
ir volando werkwoord
-
irse volando werkwoord
-
-
rasen (brüllen; wüten; toben; schelten; schimpfen; tosen; ausfahren)
rabiar; soltar palabrotas; despotricar contra; lanzar blasfemias; agredir de palabra-
rabiar werkwoord
-
soltar palabrotas werkwoord
-
despotricar contra werkwoord
-
lanzar blasfemias werkwoord
-
agredir de palabra werkwoord
-
-
rasen (herausschreien; schreien; bellen; schallen; brüllen; toben; heulen; singen; hausen; jagen; wettern; sausen; poltern; dröhnen; zischen; fegen; donnern; kläffen; grassieren; tosen; wüten; johlen; skandieren)
ladrar; chillar; hacer estragos; gritar; vocear; dar voces; dar gritos; gritar a voces; pegar voces-
ladrar werkwoord
-
chillar werkwoord
-
hacer estragos werkwoord
-
gritar werkwoord
-
vocear werkwoord
-
dar voces werkwoord
-
dar gritos werkwoord
-
gritar a voces werkwoord
-
pegar voces werkwoord
-
-
rasen (brüllen; toben; schallen; donnern)
-
rasen (Tempo machen)
-
rasen (spurten; hetzen)
-
rasen (wütend sein; toben; brüllen; schmollen; tosen; wüten; maulen)
rabiar; refunfuñar; estar furioso; poner morritos; maldecir; desentonar; resentirse; enfurruñarse; estar de mal humor-
rabiar werkwoord
-
refunfuñar werkwoord
-
estar furioso werkwoord
-
poner morritos werkwoord
-
maldecir werkwoord
-
desentonar werkwoord
-
resentirse werkwoord
-
enfurruñarse werkwoord
-
estar de mal humor werkwoord
-
Conjugations for rasen:
Präsens
- rase
- rasst
- rast
- rasen
- rast
- rasen
Imperfekt
- raste
- rastest
- raste
- rasten
- rastet
- rasten
Perfekt
- habe gerast
- hast gerast
- hat gerast
- haben gerast
- habt gerast
- haben gerast
1. Konjunktiv [1]
- rase
- rasest
- rase
- rasen
- raset
- rasen
2. Konjunktiv
- raste
- rastest
- raste
- rasten
- rastet
- rasten
Futur 1
- werde rasen
- wirst rasen
- wird rasen
- werden rasen
- werdet rasen
- werden rasen
1. Konjunktiv [2]
- würde rasen
- würdest rasen
- würde rasen
- würden rasen
- würdet rasen
- würden rasen
Diverses
- ras!
- rast!
- rasen Sie!
- gerast
- rasend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie