Duits

Uitgebreide vertaling voor rasten (Duits) in het Spaans

rasen:

rasen werkwoord (rase, rasst, rast, raste, rastet, gerast)

  1. rasen (brüllen; donnern; wüten)
    rabiar
  2. rasen (einRennenfahren; hasten; hetzen; jagen)
    correr
  3. rasen (schnelllaufen; rennen; laufen; )
  4. rasen (jagen; auftreiben; hasten; aufjagen)
  5. rasen (brüllen; wüten; toben; )
  6. rasen (herausschreien; schreien; bellen; )
    ladrar; chillar; hacer estragos; gritar; vocear; dar voces; dar gritos; gritar a voces; pegar voces
  7. rasen (brüllen; toben; schallen; donnern)
    bramar; despotricar; vociferar
  8. rasen (Tempo machen)
  9. rasen (spurten; hetzen)
    acelerar; esprintar
  10. rasen (wütend sein; toben; brüllen; )

Conjugations for rasen:

Präsens
  1. rase
  2. rasst
  3. rast
  4. rasen
  5. rast
  6. rasen
Imperfekt
  1. raste
  2. rastest
  3. raste
  4. rasten
  5. rastet
  6. rasten
Perfekt
  1. habe gerast
  2. hast gerast
  3. hat gerast
  4. haben gerast
  5. habt gerast
  6. haben gerast
1. Konjunktiv [1]
  1. rase
  2. rasest
  3. rase
  4. rasen
  5. raset
  6. rasen
2. Konjunktiv
  1. raste
  2. rastest
  3. raste
  4. rasten
  5. rastet
  6. rasten
Futur 1
  1. werde rasen
  2. wirst rasen
  3. wird rasen
  4. werden rasen
  5. werdet rasen
  6. werden rasen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde rasen
  2. würdest rasen
  3. würde rasen
  4. würden rasen
  5. würdet rasen
  6. würden rasen
Diverses
  1. ras!
  2. rast!
  3. rasen Sie!
  4. gerast
  5. rasend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor rasen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chillar Johlen
correr Laufen; Rennen
iniciar Anschneiden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acelerar eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen antreiben; aufjagen; aufpeitschen; aufreizen; beschleunigen; hetzen
agredir de palabra ausfahren; brüllen; rasen; schelten; schimpfen; toben; tosen; wüten ausschimpfen; beschimpfen; brüllen; fluchen; lärmen; meckern; poltern; schelten; schimpfen; wettern
apresurar aufjagen; auftreiben; hasten; jagen; rasen anblasen; anfachen; anfeuern; animieren; anschüren; anspornen; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufmuntern; aufpeitschen; aufputschen; aufscheuchen; aufstacheln; auftreiben; aufwiegeln; aufwirbeln; beeilen; beschleunigen; brennen; eilen; ermuntern; ermutigen; hasten; hetzen; hochdrehen; hochtreiben; jagen; motivieren; schüren; sich beeilen; sputen; stimulieren; unterstützen; wetzen
apresurarse aufjagen; auftreiben; eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen beeilen; eilen; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; sich beeilen; sputen; wetzen
aumentar la velocidad al llegar cerca de la meta eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen
bramar brüllen; donnern; rasen; schallen; toben ausschimpfen; beschimpfen; brüllen; fluchen; herausschreien; heulen; jauchzen; johlen; jubeln; keifen; kreischen; lautauf schreien; lärmen; meckern; poltern; schelten; schimpfen; schreien; skandieren; toben; weinen; wettern
chillar bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen aufschreien; ausschimpfen; beanstanden; beschimpfen; brüllen; flennen; flüstern; herausschreien; heulen; jammern; jauchzen; johlen; jubeln; jucken; keifen; klagen; knarren; knirschen; kratzen; kreischen; lautauf schreien; lispeln; lärmen; meckern; piepsen; plärren; poltern; quietschen; raunen; rufen; schelten; schimpfen; schluchzen; schmettern; schreien; sich beschweren; sich scheuern; skandieren; toben; tuscheln; weinen; wettern; wimmern; winseln; zischeln
correr aufjagen; auftreiben; eilen; einRennenfahren; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen abtropfen; anspornen; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufscheuchen; aufstacheln; auftreiben; aufwirbeln; auslecken; bummeln; durchfallen; durchsickern; eilen; fliehen; fließen; flüchten; gehen; hasten; herauströpfeln; hetzen; hochdrehen; hochtreiben; im Schritt gehen; jagen; laufen; lecken; rennen; schnell laufen; schreiten; sich fortbewegen; sickern; spazieren; spazierengehen; strömen; triefen; tropfen; tröpfeln; wandern; wegdrängen; wegschieben; zumachen; zuziehen
correr velozmente eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen
dar gritos bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen brüllen; herausschreien; heulen; johlen; kläffen; kreischen; lautauf schreien; plärren; rufen; schreien; skandieren
dar prisa aufjagen; auftreiben; eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen beeilen; eilen; hasten; hetzen; jagen; sich beeilen; wetzen
dar voces bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen brüllen; herausschreien; heulen; johlen; kläffen; kreischen; lautauf schreien; plärren; rufen; schreien; skandieren
darse prisa aufjagen; auftreiben; eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen beeilen; durchfallen; durchwühlen; eilen; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; schnell laufen; sich beeilen; sputen; wetzen
desentonar brüllen; maulen; rasen; schmollen; toben; tosen; wüten; wütend sein ausschimpfen; beschimpfen; brüllen; fluchen; lärmen; meckern; poltern; schelten; schimpfen; wettern
despotricar brüllen; donnern; rasen; schallen; toben ausschimpfen; beschimpfen; brüllen; fluchen; lärmen; meckern; poltern; schelten; schimpfen; wettern
despotricar contra ausfahren; brüllen; rasen; schelten; schimpfen; toben; tosen; wüten ausschimpfen; beschimpfen; brüllen; fluchen; lärmen; meckern; poltern; schelten; schimpfen; wettern
enfurruñarse brüllen; maulen; rasen; schmollen; toben; tosen; wüten; wütend sein brüten; greinen; grübeln; hin und her überlegen; maulen; nachdenken; schmollen; sich abmühen; sich abquälen; sichgrämen; sichsorgen; trotzen
esprintar hetzen; rasen; spurten spurten
estar de mal humor brüllen; maulen; rasen; schmollen; toben; tosen; wüten; wütend sein greinen; grübeln; maulen; schmollen; sich abmühen; sich abquälen; sichgrämen; sichsorgen; trotzen
estar furioso brüllen; maulen; rasen; schmollen; toben; tosen; wüten; wütend sein
galopear eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen
gritar bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen aufschreien; ausschimpfen; brüllen; herausschreien; heulen; jauchzen; johlen; jubeln; keifen; kläffen; kreischen; lautauf schreien; plärren; rufen; schreien; skandieren; toben; weinen; zurufen
gritar a voces bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen brüllen; herausschreien; johlen; kläffen; schreien
hacer estragos bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen ausschimpfen; beschimpfen; fluchen; meckern; schelten; schimpfen; wettern
iniciar Tempo machen; rasen Einsatz zeigen; anfangen; anheben; anordnen; anwenden; aufbauen; aufnehmen; aufstellen; ausrichten; bauen; beginnen; benutzen; betätigen; deichseln; einarbeiten; einführen; einleiten; einrichten; einschalten; einsetzen; einweisen; erbauen; errichten; gebrauchen; handhaben; hantieren; hereinführen; herrichten; hinführen; in Funktion setzen; initiieren; organisieren; praktizieren; regeln; schrittmachen; starten; tun; veranstalten; verrichten; verwenden; vorstellen
ir al galope eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen
ir al trote eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen
ir corriendo eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen eilen; hasten; hetzen; jagen; sich beeilen; wetzen
ir volando aufjagen; auftreiben; hasten; jagen; rasen auffliegen; beeilen; durchfallen; eilen; hasten; hetzen; hinauffliegen; jagen; schnell laufen; sich beeilen; sputen; wetzen
irse volando aufjagen; auftreiben; hasten; jagen; rasen beeilen; durchfallen; eilen; hasten; hetzen; jagen; schnell laufen; wetzen
ladrar bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen anfahren; anschnauzen; bellen; kläffen
lanzar blasfemias ausfahren; brüllen; rasen; schelten; schimpfen; toben; tosen; wüten anschnauzen; anschreien; ausschimpfen; beschimpfen; brüllen; fluchen; lärmen; meckern; poltern; schelten; schimpfen; wettern
maldecir brüllen; maulen; rasen; schmollen; toben; tosen; wüten; wütend sein aburteilen; ausschimpfen; beschimpfen; das Urteil sprechen; fluchen; klatschen; lästern; meckern; schelten; schimpfen; tratschen; verdammen; verfluchen; verurteilen; verwünschen; wettern; zur Hölle wünschen
marcar el paso Tempo machen; rasen schrittmachen
meter prisa aufjagen; auftreiben; eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen beeilen; eilen; hasten; hetzen; jagen; sich beeilen; sputen; wetzen
pegar voces bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen brüllen; heulen; schreien; skandieren
poner morritos brüllen; maulen; rasen; schmollen; toben; tosen; wüten; wütend sein greinen; grübeln; maulen; schmollen; sichgrämen; sichsorgen; trotzen
rabiar ausfahren; brüllen; donnern; maulen; rasen; schelten; schimpfen; schmollen; toben; tosen; wüten; wütend sein anschnauzen; anschreien; anspornen; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufscheuchen; aufstacheln; auftreiben; aufwirbeln; ausschimpfen; beschimpfen; fluchen; hetzen; hochdrehen; hochtreiben; jagen; meckern; schelten; schimpfen; wettern
refunfuñar brüllen; maulen; rasen; schmollen; toben; tosen; wüten; wütend sein abwehren; anschnauzen; anschreien; ausschimpfen; beschimpfen; brummeln; brummen; brüllen; fluchen; grunzen; knurren; langweilig sein; lärmen; meckern; murren; poltern

Synoniemen voor "rasen":



Wiktionary: rasten


Cross Translation:
FromToVia
rasten parar halt — to stop either temporarily or permanently