Untreu: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide vertaling voor untreu (Duits) in het Spaans

untreu (ehebrecherisch; treulos)
adúltero; desleal; pérfido
- adúltero bijvoeglijk naamwoord
- desleal bijvoeglijk naamwoord
- pérfido bijvoeglijk naamwoord
untreu (treulos)
pérfido; infiel; desleal
- pérfido bijvoeglijk naamwoord
- infiel bijvoeglijk naamwoord
- desleal bijvoeglijk naamwoord
untreu (treulos)
infiel; traidor; desleal; apóstata
- infiel bijvoeglijk naamwoord
- traidor bijvoeglijk naamwoord
- desleal bijvoeglijk naamwoord
- apóstata bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
adúltero		Ehebrecher
traidor		Verräter
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
adúltero	ehebrecherisch; treulos; untreu
apóstata	treulos; untreu
desleal	ehebrecherisch; treulos; untreu	heimtückisch; treulos; trügerisch; tückisch; unberechtigt; unbillig; unfair; ungerecht; unlauter; unverdient; verräterisch
infiel	treulos; untreu	heimtückisch; treulos; trügerisch; tückisch; verräterisch
pérfido	ehebrecherisch; treulos; untreu	abgefeimt; arg; ausgekocht; boshaft; bösartig; böse; demonisch; diabolisch; doppelzüngig; durchtrieben; falsch; geheim; gehässig; gemein; gerieben; gerissen; geschliffen; gewandt; gewichst; glatt; handelen mit schlechten Gedanken; heimlich; heimtückisch; hinterfotzig; hinterhältig; hinterlistig; im geheimen; listig; mies; niederträchtig; raffiniert; satanisch; schlau; schlecht; schlimm; schuftig; schurkisch; teuflisch; tückisch; verrucht; verräterisch; verschlagen; versteckt; verstohlen; zornig; übel
traidor	treulos; untreu	betrügerisch; fraudulös; heimtückisch; hinterfotzig; hinterhältig; hinterlistig; lügenhaft; treulos; trügerisch; tückisch; unzuverlässig; verlogen; verräterisch

untreu

adjective

in einer dauernden Partnerbeziehung: mit anderen sexuelle Beziehungen unterhaltend
- untreu → infiel
auch adverbiell, meist in Verbindung mit einem Dativobjekt und dem Verb werden:
- untreu → infiel

Cross Translation:

From	To	Via
• untreu	→ infiel	↔ unfaithful — not keeping good faith; disloyal; not faithful