Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. verbrennen:
  2. Verbrennen:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor verbrennen (Duits) in het Spaans

verbrennen:

verbrennen werkwoord (verbrenne, verbrennst, verbrennt, verbrannte, verbranntet, verbrannt)

  1. verbrennen (einäschern; kremieren)
    quemar; incinerar
  2. verbrennen (abbrennen; ausbrennen; niederbrennen; )
  3. verbrennen (verheizen; verfeuern)
    gastar; consumir

Conjugations for verbrennen:

Präsens
  1. verbrenne
  2. verbrennst
  3. verbrennt
  4. verbrennen
  5. verbrennt
  6. verbrennen
Imperfekt
  1. verbrannte
  2. verbranntest
  3. verbrannte
  4. verbrannten
  5. verbranntet
  6. verbrannten
Perfekt
  1. habe verbrannt
  2. hast verbrannt
  3. hat verbrannt
  4. haben verbrannt
  5. habt verbrannt
  6. haben verbrannt
1. Konjunktiv [1]
  1. verbrenne
  2. verbrennest
  3. verbrenne
  4. verbrennen
  5. verbrennet
  6. verbrennen
2. Konjunktiv
  1. verbrennte
  2. verbrenntest
  3. verbrennte
  4. verbrennten
  5. verbrenntet
  6. verbrennten
Futur 1
  1. werde verbrennen
  2. wirst verbrennen
  3. wird verbrennen
  4. werden verbrennen
  5. werdet verbrennen
  6. werden verbrennen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verbrennen
  2. würdest verbrennen
  3. würde verbrennen
  4. würden verbrennen
  5. würdet verbrennen
  6. würden verbrennen
Diverses
  1. verbrenn!
  2. verbrennt!
  3. verbrennen Sie!
  4. verbrannt
  5. verbrennend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verbrennen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gastar Abnutzen; Verschleißen; sich Mindern
quemar Anbrennen; Brennen; Brände; Verbrennen
quemarse Anbrennen; Verbrennen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apagarse abbrennen; aufbrennen; ausbrennen; entbrennen; herunterbrennen; leerbrennen; niederbrennen; verbrennen ablöschen; auslöschen; ausmachen; ausschalten; beruhigen; beschwichtigen; besänftigen; drosseln; dämpfen; erlöschen; ersticken; löschen; schlichten; schmoren; schweigen; stillwerden; verstummen; zur Ruhe mahnen
consumir verbrennen; verfeuern; verheizen Musik komponieren; Rauschgift konsumieren; anwenden; aufarbeiten; aufbauen; aufbrauchen; aufessen; aufknabbern; aufmachen; aufnehmen; aufrauchen; aufsetzen; aufstellen; aufwenden; aufzehren; ausbeuten; ausfertigen; ausgeben; aushalten; ausharren; benutzen; bestehen; bilden; dulden; durchhalten; durchmachen; einsetzen; erdulden; erfahren; erleben; erleiden; ernähren; erquicken; ertragen; essen; formieren; fühlen; gebrauchen; gestalten; handhaben; hantieren; konsumieren; laben; leiden; nutzen; optieren; praktizieren; sinken; speisen; standhalten; stehlen; tragen; tun; untergehen; verarbeiten; verbrauchen; verdauen; verrichten; verspeisen; vertragen; verwenden; verwirken; verzehren; zehren; zu sich nehmen; überdauern; überstehen
gastar verbrennen; verfeuern; verheizen abnagen; abnutzen; anwenden; aufbrauchen; aufwenden; aufzehren; ausgeben; aushalten; ausharren; benutzen; bestehen; dulden; durchhalten; durchmachen; erdulden; erfahren; erleben; erleiden; erodieren; ertragen; fühlen; gebrauchen; handhaben; hantieren; konsumieren; leiden; praktizieren; sinken; standhalten; stehlen; tragen; tun; untergehen; verarbeiten; verbrauchen; verdauen; verrichten; verschleißen; vertragen; verwenden; verwirken; verzehren; wegbeizen; zehren; überdauern; überstehen
incendiarse abbrennen; aufbrennen; ausbrennen; entbrennen; herunterbrennen; leerbrennen; niederbrennen; verbrennen
incinerar einäschern; kremieren; verbrennen
inflamarse abbrennen; aufbrennen; ausbrennen; entbrennen; herunterbrennen; leerbrennen; niederbrennen; verbrennen entbrennen; sich entflammen; sich entzünden
quedar reducido a cenizas abbrennen; aufbrennen; ausbrennen; entbrennen; herunterbrennen; leerbrennen; niederbrennen; verbrennen
quemar abbrennen; aufbrennen; ausbrennen; einäschern; entbrennen; herunterbrennen; kremieren; leerbrennen; niederbrennen; verbrennen anblasen; anfachen; anfeuern; anschüren; brennen; schüren
quemarse abbrennen; aufbrennen; ausbrennen; entbrennen; herunterbrennen; leerbrennen; niederbrennen; verbrennen anbrennen; durchbrennen

Synoniemen voor "verbrennen":


Wiktionary: verbrennen

verbrennen
verb
  1. transitiv: etwas durch Feuer vernichten

Cross Translation:
FromToVia
verbrennen quemar burn — cause to be consumed by fire
verbrennen quemar burn — injure (a person or animal) with heat or caustic chemicals
verbrennen chamuscar sear — To char, scorch, or burn the surface of something with a hot instrument
verbrennen abrasarse; abrasar; quemar verbranden — verteerd worden door vuur of hitte
verbrennen arder; quemar branden — verteerd worden door vuur

Verbrennen:

Verbrennen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Verbrennen (Anbrennen)
    el quemarse; el quemar
    • quemarse [el ~] zelfstandig naamwoord
    • quemar [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Verbrennen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
quemar Anbrennen; Verbrennen Brennen; Brände
quemarse Anbrennen; Verbrennen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
quemar abbrennen; anblasen; anfachen; anfeuern; anschüren; aufbrennen; ausbrennen; brennen; einäschern; entbrennen; herunterbrennen; kremieren; leerbrennen; niederbrennen; schüren; verbrennen
quemarse abbrennen; anbrennen; aufbrennen; ausbrennen; durchbrennen; entbrennen; herunterbrennen; leerbrennen; niederbrennen; verbrennen

Wiktionary: Verbrennen


Cross Translation:
FromToVia
Verbrennen combustión; quema combustion — Action de brûler.