Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Abkürzen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abkürzen (Duits) in het Spaans

Abkürzen:

Abkürzen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abkürzen
    el abreviar; el acortar
    • abreviar [el ~] zelfstandig naamwoord
    • acortar [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. Abkürzen
    el abreviar
  3. Abkürzen (Stutzen)
    la recortación

Vertaal Matrix voor Abkürzen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abreviar Abkürzen
acortar Abkürzen
recortación Abkürzen; Stutzen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abreviar abbauen; abkürzen; abschwächen; beschränken; einkürzen; einschränken; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; kürzer machen; kürzermachen; mindern; nachlassen; niedriger machen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; senken; setzen; sinken; sparen; verkleinern; verknappen; verkürzen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammenfassen; zusammengehen
acortar beschränken; einkürzen; einschränken; kürzen; kürzer machen; kürzermachen; rasieren; schmälern; verkleinern; verknappen; verkürzen