Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Absperrung:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Absperrung (Duits) in het Spaans

Absperrung:

Absperrung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Absperrung (Schranke; Schlagbaum; Sperrbaum; Sperre; Sperrung)
    la barrera; la cerca
    • barrera [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cerca [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Absperrung (Sperre; Wegsperre; Straßensperre)
    el bloqueo; la barricada

Vertaal Matrix voor Absperrung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barrera Absperrung; Schlagbaum; Schranke; Sperrbaum; Sperre; Sperrung Abdichten; Abdichtung; Abschliessen; Abschluß; Barrikade; Dichten; Drempel; Hemmnis; Hindernis; Hürde; Mauer; Schliessen; Schranke; Schwelle; Sperre; Sperrung; Straßensperre; Trennwand; Verschluß; Versiegelung; Versperrung; Wand; Zwischenwand
barricada Absperrung; Sperre; Straßensperre; Wegsperre Barrikade; Blokkade; Sperre; Sperrung; Straßensperre; Versperrung
bloqueo Absperrung; Sperre; Straßensperre; Wegsperre Blokkade; Sperre; Sperrung; Straßensperre
cerca Absperrung; Schlagbaum; Schranke; Sperrbaum; Sperre; Sperrung Barrikade; Gitterumzäunung; Sperre; Sperrung; Umgitterung; Vergitterung; Versperrung
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloqueo Absturz
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cerca dicht; dicht bei; eng; in der Nähe; in-der-Nähe; knapp; mit wenig Platz; nah; nahe; naheliegend; schmal

Synoniemen voor "Absperrung":