Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Ermutigen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ermutigen (Duits) in het Spaans

Ermutigen:

Ermutigen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Ermutigen (Anfeuern; Antreiben; Anreizen)
    la estimular; la animar
    • estimular [la ~] zelfstandig naamwoord
    • animar [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Ermutigen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
animar Anfeuern; Anreizen; Antreiben; Ermutigen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben
estimular Anfeuern; Anreizen; Antreiben; Ermutigen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstiften; Anstoßen; Antreiben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
animar aktivieren; anblasen; anfachen; anfeuern; anheizen; animieren; ankurbeln; anregen; anreizen; anschüren; anspitzen; anspornen; antreiben; auffrischen; aufheitern; aufhetzen; aufkratzen; aufmotzen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpeitschen; aufpolieren; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufrichten; aufstacheln; aufwecken; aufwiegeln; ausbessern; begeistern; bejauchzen; beleben; erblühen; erfrischen; ermuntern; ermutigen; erquicken; erwecken; feiern; fördern; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; inspirieren; jemand motivieren; jemanden zu etwas ermuntern; jubeln; komplimentieren; motivieren; neu beleben; neubeleben; provozieren; provuzieren; reanimieren; reizen; schüren; stimulieren; trösten; unterstützen; veranlassen; verbessern; verursachen; wecken; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
estimular anblasen; anfachen; anfeuern; anheizen; animieren; ankurbeln; anregen; anreizen; anschüren; anspornen; antreiben; aufhetzen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpeitschen; aufpolieren; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; aufwiegeln; aufwinden; bejauchzen; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; erwecken; feiern; fördern; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; jemand motivieren; jemanden zu etwas ermuntern; jubeln; kitzeln; knuddeln; komplimentieren; kosen; motivieren; prickeln; provozieren; provuzieren; reizen; schmeicheln; schüren; stimulieren; unterstützen; veranlassen; verbessern; verursachen; zujauchzen; zujubeln; zusprechen