Duits

Uitgebreide vertaling voor Piesacken (Duits) in het Spaans

Piesacken:

Piesacken [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Piesacken (Zwiebeln)
    el chinchar; el mosqueo; el fastidio; la vejación; el hostigamiento; la gamberrada
  2. Piesacken (Quälen; Sekkieren)
    el provocar; el fastidiar; el jorobar

Vertaal Matrix voor Piesacken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chinchar Piesacken; Zwiebeln
fastidiar Piesacken; Quälen; Sekkieren
fastidio Piesacken; Zwiebeln Behinderung; Belästigung; Ergernis; Ergernisse; Störung; Ungemach; Ärger; Ärgerlichkeit; Ärgernis
gamberrada Piesacken; Zwiebeln Dummejungenstreiche; Jungenstreich; Schalkhaftigkeit; Schelmenstreich; Unartigkeit; Unfug; Ungezogenheit
hostigamiento Piesacken; Zwiebeln
jorobar Piesacken; Quälen; Sekkieren
mosqueo Piesacken; Zwiebeln
provocar Piesacken; Quälen; Sekkieren Anrichten; Provozieren; Verursachen
vejación Piesacken; Zwiebeln Heimsuchung; Prüfung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chinchar abschwören; den Rauch in die Lunge einatmen; eitern; faseln; flennen; greinen; inhalieren; jammern; klagen; klonen; langweilig sein; leinern; nörgeln; quaken; salbadern; schwören; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken
fastidiar auf die Nerven gehen; aufziehen; beanstanden; belästigen; bescheißen; brutal vorgehen; einschüchtern; eitern; erregen; etwas auf dem Herzen haben; etwas im Magen liegen; foppen; geringschätzen; hinters Licht führen; irreführen; irritieren; jemandem lästig fallen; klagen; martern; neppen; nerven; piesacken; plagen; prickeln; provozieren; quälen; reizen; reklamieren; schikanieren; schinden; sich beschweren; sich eklig benehmen; streiten; striezen; stören; triezen; tyrannisieren; verachten; verarschen; vergraulen; verladen; verschmähen; weg ekeln; wegekeln; zanken; zusetzen; ärgern
jorobar anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; ermuntern; erwecken; geringschätzen; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; provozieren; reizen; stimulieren; verachten; veranlassen; verschmähen; verursachen
provocar aktivieren; anblasen; anfachen; anfeuern; animieren; anregen; anreizen; anrichten; anschüren; anspornen; anstiften; antreiben; antun; aufhetzen; aufjagen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; auslösen; ausmachen; ausnehmen; bejauchzen; beleben; belästigen; bestimmen; bewirken; brutal vorgehen; einflüstern; eingeben; einhelfen; einschüchtern; eitern; entlocken; ermessen; ermuntern; ermutigen; erwecken; erzeugen; feiern; foppen; forttreiben; herausfordern; herauslocken; herbeiführen; hervorrufen; jemanden zu etwas ermuntern; jubeln; komplimentieren; martern; motivieren; neubeleben; nötigen; piesacken; plagen; prophezeien; provozieren; provuzieren; quälen; raten; reizen; schikanieren; schinden; schätzen; schüren; sich eklig benehmen; soufflieren; stimulieren; striezen; suggerieren; taxieren; triezen; tyrannisieren; unterstützen; veranlassen; veranschlagen; verarschen; vergraulen; verladen; verursachen; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; wecken; weg ekeln; wegekeln; zujauchzen; zujubeln; zuraten; zusetzen; zusprechen; ärgern; überschlagen