Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Versprecher:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Versprecher (Duits) in het Spaans

Versprecher:

Versprecher [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Versprecher
    la confusión; la equivocación; el error de lengua

Vertaal Matrix voor Versprecher:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
confusión Versprecher Bestürzung; Chaos; Durcheinander; Entsetzung; Erschütterung; Gewirr; Kram; Krempel; Mischmasch; Plunder; Sammelsurium; Sauwirtschaft; Schüchternheit; Unbestimmtheit; Ungewißheit; Unordnung; Verwechselung; Verwirrung; Verworrenheit; Wirbel; Wirrwarr; Zerrüttung; verdutztheit
equivocación Versprecher Bock; Brüller; Dummheit; Enormität; Falschheit; Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Irrtum; Mangel; Mißerfolg; Mißgriff; Schnitzer; Schwäche; Verfehlung; Verirrung; Versehen; Verstoß
error de lengua Versprecher Sprachverstoß

Synoniemen voor "Versprecher":

  • Lapsus Linguae

Wiktionary: Versprecher

Versprecher
noun
  1. Linguistik: (unbeabsichtigte) sprachliche Fehlleistung beim Sprechen

Cross Translation:
FromToVia
Versprecher lapsus linguae slip of the tongue — mistake in speech