Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Zahlung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zahlung (Duits) in het Spaans

Zahlung:

Zahlung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Zahlung (Bezahlung; Leistung; Entgeld)
    el pago; el desembolso
    • pago [el ~] zelfstandig naamwoord
    • desembolso [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Zahlung (Zahlen; Begleichung; Abtragen; Abzahlen)
    el pago; el desembolso; el liquidar
    • pago [el ~] zelfstandig naamwoord
    • desembolso [el ~] zelfstandig naamwoord
    • liquidar [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Zahlung
    el pago
    • pago [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zahlung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desembolso Abtragen; Abzahlen; Begleichung; Bezahlung; Entgeld; Leistung; Zahlen; Zahlung Auszahlung
liquidar Abtragen; Abzahlen; Begleichung; Zahlen; Zahlung Auktion; Auktionshalle; Versteigerung
pago Abtragen; Abzahlen; Begleichung; Bezahlung; Entgeld; Leistung; Zahlen; Zahlung Arbeitslosengeld; Arbeitslosenunterstützung; Auszahlung; Beistand; Beleg; Belohnung; Besoldung; Bezahlung; Einkommen; Einkünfte; Einlösung; Empfangsschein; Entgeld; Erwerbseinkünfte; Familienhilfe; Fürsorge; Gage; Gehalt; Honorar; Kassenbon; Kassenschein; Lohn; Monatslohn; Quittung; Sozialhilfe; Stütze; Unterstützung; Verdienst
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
liquidar abrechnen; abschaffen; aufdecken; aufheben; auflösen; ausgleichen; ausschalten; ausverkaufen; erledigen; liquidieren; nachzahlen; töten; vernichten; zahlen

Wiktionary: Zahlung

Zahlung
noun
  1. ohne Plural: der Vorgang des Zahlens

Cross Translation:
FromToVia
Zahlung pago payment — a sum of money paid in exchange for goods or services
Zahlung pago payesalaire ou rémunération d’un travail.
Zahlung pago versement — finance|fr action de verser de l’argent dans une caisse.