Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal verheizen

Vertaal verheizen van Duits naar Spaans

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. verheizen:

Duits

Uitgebreide vertaling voor verheizen (Duits) in het Spaans

verheizen:

verheizen werkwoord (verheize, verheizst, verheizt, verheizte, verheiztet, verheizt)

  1. verheizen (verbrennen; verfeuern)
    gastar; consumir

Conjugations for verheizen:

Präsens
  1. verheize
  2. verheizst
  3. verheizt
  4. verheizen
  5. verheizt
  6. verheizen
Imperfekt
  1. verheizte
  2. verheiztest
  3. verheizte
  4. verheizten
  5. verheiztet
  6. verheizten
Perfekt
  1. bin verheizt
  2. bist verheizt
  3. ist verheizt
  4. sind verheizt
  5. seid verheizt
  6. sind verheizt
1. Konjunktiv [1]
  1. verheize
  2. verheizest
  3. verheize
  4. verheizen
  5. verheizet
  6. verheizen
2. Konjunktiv
  1. verheizete
  2. verheizetest
  3. verheizete
  4. verheizeten
  5. verheizetet
  6. verheizeten
Futur 1
  1. werde verheizen
  2. wirst verheizen
  3. wird verheizen
  4. werden verheizen
  5. werdet verheizen
  6. werden verheizen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verheizen
  2. würdest verheizen
  3. würde verheizen
  4. würden verheizen
  5. würdet verheizen
  6. würden verheizen
Diverses
  1. verheiz!
  2. verheizt!
  3. verheizen Sie!
  5. verheizt
  6. verheizend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verheizen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gastar Abnutzen; Verschleißen; sich Mindern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consumir verbrennen; verfeuern; verheizen Musik komponieren; Rauschgift konsumieren; anwenden; aufarbeiten; aufbauen; aufbrauchen; aufessen; aufknabbern; aufmachen; aufnehmen; aufrauchen; aufsetzen; aufstellen; aufwenden; aufzehren; ausbeuten; ausfertigen; ausgeben; aushalten; ausharren; benutzen; bestehen; bilden; dulden; durchhalten; durchmachen; einsetzen; erdulden; erfahren; erleben; erleiden; ernähren; erquicken; ertragen; essen; formieren; fühlen; gebrauchen; gestalten; handhaben; hantieren; konsumieren; laben; leiden; nutzen; optieren; praktizieren; sinken; speisen; standhalten; stehlen; tragen; tun; untergehen; verarbeiten; verbrauchen; verdauen; verrichten; verspeisen; vertragen; verwenden; verwirken; verzehren; zehren; zu sich nehmen; überdauern; überstehen
gastar verbrennen; verfeuern; verheizen abnagen; abnutzen; anwenden; aufbrauchen; aufwenden; aufzehren; ausgeben; aushalten; ausharren; benutzen; bestehen; dulden; durchhalten; durchmachen; erdulden; erfahren; erleben; erleiden; erodieren; ertragen; fühlen; gebrauchen; handhaben; hantieren; konsumieren; leiden; praktizieren; sinken; standhalten; stehlen; tragen; tun; untergehen; verarbeiten; verbrauchen; verdauen; verrichten; verschleißen; vertragen; verwenden; verwirken; verzehren; wegbeizen; zehren; überdauern; überstehen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0212 seconde
Page rendered in 1.0 seconds