Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. zirpen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor zirpen (Duits) in het Spaans

zirpen:

zirpen werkwoord (zirpe, zirpst, zirpt, zirpte, zirptet, gezirpt)

  1. zirpen
    apuntar; amanecer
  2. zirpen (zwitschern; trällern)
    cantar; piar; trinar; gorjear; garlar

Conjugations for zirpen:

Präsens
  1. zirpe
  2. zirpst
  3. zirpt
  4. zirpen
  5. zirpt
  6. zirpen
Imperfekt
  1. zirpte
  2. zirptest
  3. zirpte
  4. zirpten
  5. zirptet
  6. zirpten
Perfekt
  1. habe gezirpt
  2. hast gezirpt
  3. hat gezirpt
  4. haben gezirpt
  5. habt gezirpt
  6. haben gezirpt
1. Konjunktiv [1]
  1. zirpe
  2. zirpest
  3. zirpe
  4. zirpen
  5. zirpet
  6. zirpen
2. Konjunktiv
  1. zirpte
  2. zirptest
  3. zirpte
  4. zirpten
  5. zirptet
  6. zirpten
Futur 1
  1. werde zirpen
  2. wirst zirpen
  3. wird zirpen
  4. werden zirpen
  5. werdet zirpen
  6. werden zirpen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zirpen
  2. würdest zirpen
  3. würde zirpen
  4. würden zirpen
  5. würdet zirpen
  6. würden zirpen
Diverses
  1. zirp!
  2. zirpt!
  3. zirpen Sie!
  4. gezirpt
  5. zirpend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zirpen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amanecer Anbrechen; Anfangen; Morgendämmerung; Morgenstunde
cantar Gesang; Lied; Liedchen; Melodie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amanecer zirpen abgrenzen; abstecken; abzäunen; anmahnen; anstecken; anzünden; auffordern; ausbleichen; ausnehmen; begaunern; begrenzen; bemogeln; bescheißen; beschummeln; beschwindeln; bestrafen; betrügen; blamieren; dämmern; einfassen; einhegen; einsäumen; einzäunen; entgegenhalten; entnehmen; entzünden; ermahnen; festlegen; flimmern; fordern; fortführen; fortschaffen; funkeln; glimmen; glitzern; glänzen; hinhalten; hintergehen; hinterhertragen; jemandem einen Vorwurf machen; leuchten; mahnen; nachtragen; neppen; prellen; rügen; scheinen; schelten; schimmern; schätzen; säumen; tadeln; tagen; trassieren; umranden; umziehen; umzäunen; verketzern; verladen; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen; übervorteilen
apuntar zirpen anstreben; anstreichen; aufschreiben; aufzeichnen; ausrichten; bestreben; buchen; einschreiben; eintragen; erstreben; notieren; registrieren; richten; trachten; unterstreichen; visieren; vorsagen; zeigen; zielen
cantar trällern; zirpen; zwitschern ausplappern; ausplaudern; ausschwatzen; bemerken; krähen; merken; singen; spüren; trällern; verraten; wahrnehmen; zwitschern
garlar trällern; zirpen; zwitschern
gorjear trällern; zirpen; zwitschern krähen; trällern; zwitschern
piar trällern; zirpen; zwitschern flennen; heulen; jammern; schluchzen; schnarchen; weinen; wimmern; winseln
trinar trällern; zirpen; zwitschern singen; skandieren; trällern; zwitschern

Synoniemen voor "zirpen":


Wiktionary: zirpen


Cross Translation:
FromToVia
zirpen trinar chirp — birds
zirpen estridular stridulerémettre un son moduler et aigu, une stridulation, en frottant certains organes l'un contre l'autre, en parlant de certains insectes tels que la cigale, le grillon, la sauterelle, le criquet