Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: Bremse

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Bremse

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Bremse:
- freno; bloque; tábano
bremsen:
- frenar; parar; detener; cesar; poner freno a; pararse
Wiktionary:
- Bremse → tábano, freno
- Bremse → éstrido, freno, tábano
- bremsen → frenar
- bremsen → frenar, estorbar, enfrenar, reprimir

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bremse (Duits) in het Spaans

Bremse:

Bremse [die ~] zelfstandig naamwoord

die Bremse
el freno; el bloque
- freno [el ~] zelfstandig naamwoord
- bloque [el ~] zelfstandig naamwoord
die Bremse (Pferdebremse)
el tábano
- tábano [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bremse:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bloque	Bremse	Block; Element auf Blockebene; Gebilde; Haus; Häuserblock; Karree; Komplex; Quadrat; Spielzeugblok; Viereck
freno	Bremse	Fang; Hemmung
tábano	Bremse; Pferdebremse	Hornisse; Stechfliege

Synoniemen voor "Bremse":

Pferdebremse; Pferdefliege; Insekt; Kerbtier; Kerf; Krabbeltier

Wiktionary: Bremse

Bremse

noun

Zoologie: (in vielen Arten verbreitete) große, blutsaugende Fliege (Tabanidae), die — je nach Art — grauschwarz bis braungelb gefärbt ist
- Bremse → tábano
Technik, Mechanik: Vorrichtung, die dazu dient, eine Bewegung zu verlangsamen oder anzuhalten
- Bremse → freno

Cross Translation:

From	To	Via
• Bremse	→ éstrido	↔ botfly — insect
• Bremse	→ freno	↔ brake — device used to slow or stop a vehicle
• Bremse	→ tábano	↔ horsefly — fly of the family Tabanidae
• Bremse	→ freno	↔ rem — een mechanisme dat iets vertraagt of tot stilstand brengt
• Bremse	→ tábano	↔ daas — insecten\|nld steekvlieg
• Bremse	→ tábano	↔ taon — Insecte

bremsen:

bremsen werkwoord (bremse, bremsst, bremst, bremste, bremstet, gebremst)

bremsen (abbremsen; stoppen)
frenar
- frenar werkwoord
bremsen (stoppen; anhalten; aufhören)
parar; detener; cesar; poner freno a; pararse
- parar werkwoord
- detener werkwoord
- cesar werkwoord
- poner freno a werkwoord
- pararse werkwoord

Conjugations for bremsen:

Präsens

bremse
bremsst
bremst
bremsen
bremst
bremsen

Imperfekt

bremste
bremstest
bremste
bremsten
bremstet
bremsten

Perfekt

habe gebremst
hast gebremst
hat gebremst
haben gebremst
habt gebremst
haben gebremst

1. Konjunktiv [1]

bremse
bremsest
bremse
bremsen
bremset
bremsen

2. Konjunktiv

bremste
bremstest
bremste
bremsten
bremstet
bremsten

Futur 1

werde bremsen
wirst bremsen
wird bremsen
werden bremsen
werdet bremsen
werden bremsen

1. Konjunktiv [2]

würde bremsen
würdest bremsen
würde bremsen
würden bremsen
würdet bremsen
würden bremsen

Diverses

brems!
bremst!
bremsen Sie!
gebremst
bremsend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bremsen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
detener		Arestieren
parar		Wohnen; sich Aufhalten
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cesar	anhalten; aufhören; bremsen; stoppen	aus dem amt treten; ausscheiden; austreten; fortgehen; hinhalten; hochhalten; weggehen
detener	anhalten; aufhören; bremsen; stoppen	abhalten; aufhalten; aufsperren; beenden; einpferchen; einschließen; einsperren; erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; festhalten; festsetzen; gefangen halten; gefangenhalten; greifen; hindern; hinhalten; hochhalten; im Gefängnis werfen; in Haft behalten; internieren; parken; schnappen; verhaften; verschließen; zurückhalten
frenar	abbremsen; bremsen; stoppen
parar	anhalten; aufhören; bremsen; stoppen	abbrechen; abfallen; abhalten; abhängen; abkoppeln; abschreiben; absetzen; abstellen; abtrennen; abwehren; abwenden; aufhören; ausfallen; ausscheiden; beenden; behindern; beschließen; enden; entgegenarbeiten; entgegenwirken; entkoppeln; etwas aufgeben; fernhalten; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; halten; hintertreiben; konterkarieren; loshaken; loskoppeln; schließen; sich befinden; stillsetzen; stoppen; verkehren; verzichten; vollenden; zum Stillstand bringen; zurücktreten
pararse	anhalten; aufhören; bremsen; stoppen	Einhalt gebieten; abstoppen; anhalten; beenden; einstellen; sstoppen; stagnieren; stehenbleiben; stillstehen; stoppen; stutzen; zum Stillstand kommen
poner freno a	anhalten; aufhören; bremsen; stoppen	halt zurufen; stoppen

Synoniemen voor "bremsen":

abbremsen; in die Eisen steigen; verzögern
zurücknehmen

Wiktionary: bremsen

bremsen

verb

die Geschwindigkeit, das Tempo verringern, vermindern, verlangsamen
- bremsen → frenar

Cross Translation:

From	To	Via
• bremsen	→ frenar	↔ brake — to operate brakes
• bremsen	→ frenar	↔ remmen — snelheid doen verminderen
• bremsen	→ estorbar	↔ entraver — gêner, empêcher la marche par une entrave.
• bremsen	→ frenar; enfrenar	↔ freiner — retenir, ralentir, arrêter à l’aide d’un frein.
• bremsen	→ reprimir	↔ réprimer — Traductions à trier suivant le sens