Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Zahler:
  2. Zähler:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zähler (Duits) in het Frans

Zahler:

Zahler [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zahler (Einzahler)
    le payeur
    • payeur [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zahler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
payeur Einzahler; Zahler

Wiktionary: Zahler


Cross Translation:
FromToVia
Zahler payeur; payeuse payer — one who pays

Zähler:

Zähler zelfstandig naamwoord

  1. Zähler (Besucherzähler)
    le compteur

Vertaal Matrix voor Zähler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
compteur Besucherzähler; Zähler Fahrpreisanzeiger; Taxameter

Synoniemen voor "Zähler":


Wiktionary: Zähler

Zähler
noun
  1. Person, die etwas zählt
  2. Gerät, das etwas zählt
  3. Mathematik: im Bruch die Zahl über dem Bruchstrich
Zähler
noun
  1. (mathématiques) Dans une fraction, le nombre au dessus de la barre de fraction, exprimant le nombre des parties d’unité.

Cross Translation:
FromToVia
Zähler compteur counter — one who counts
Zähler numérateur numerator — in a fraction
Zähler marque tally — any account or score kept by notches or marks
Zähler numérateur teller — het getal boven de streep van een breuk

Computer vertaling door derden: