Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Aufdrängen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor aufdrängen (Duits) in het Frans

Aufdrängen:

Aufdrängen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Aufdrängen
    l'imposer
    • imposer [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Aufdrängen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
imposer Aufdrängen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
imposer andringen; anfallen; angreifen; anstürmen; aufsatteln; aulegen; befehlen; bestürmen; durchführen; durchsetzen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen; satteln
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
imposer imponieren


Wiktionary: aufdrängen

aufdrängen
verb
  1. transitiv: jemanden oder etwas über ein erwünschtes Maß hinaus zukommen lassen
aufdrängen
verb
  1. obliger quelqu’un par force, par violence ou par quelque grave considération, à faire quelque chose contre son gré.
  2. Traductions à trier suivant le sens
  3. Mettre quelqu’un dans l’obligation de faire ou de dire quelque chose. (Sens général).

Computer vertaling door derden: