Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: bewegen

Duitse en Franse zoekresultaten voor: bewegen

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bewegen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor bewegen (Duits) in het Frans

bewegen:

bewegen werkwoord (bewege, bewegst, bewegt, bewegte, bewegtet, bewegt)

  1. bewegen (in Bewegung bringen; rühren; sich regen)
    bouger; mettre en mouvement; se déplacer; remuer; actionner
    • bouger werkwoord (bouge, bouges, bougeons, bougez, )
    • se déplacer werkwoord
    • remuer werkwoord (remue, remues, remuons, remuez, )
    • actionner werkwoord (actionne, actionnes, actionnons, actionnez, )
  2. bewegen (wegbegeben)
    se déplacer; bouger
    • se déplacer werkwoord
    • bouger werkwoord (bouge, bouges, bougeons, bougez, )
  3. bewegen (betreffen; treffen; berühren; )
    concerner; regarder; toucher; s'agir de
    • concerner werkwoord (concerne, concernes, concernons, concernez, )
    • regarder werkwoord (regarde, regardes, regardons, regardez, )
    • toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, )
    • s'agir de werkwoord
  4. bewegen (mischen; rühren)
    mixer; mélanger; remuer; actionner
    • mixer werkwoord (mixe, mixes, mixons, mixez, )
    • mélanger werkwoord (mélange, mélanges, mélangeons, mélangez, )
    • remuer werkwoord (remue, remues, remuons, remuez, )
    • actionner werkwoord (actionne, actionnes, actionnons, actionnez, )
  5. bewegen (manövrieren)
    manoeuvrer; bouger; manier; actionner
    • manoeuvrer werkwoord (manoeuvre, manoeuvres, manoeuvrons, manoeuvrez, )
    • bouger werkwoord (bouge, bouges, bougeons, bougez, )
    • manier werkwoord (manie, manies, manions, maniez, )
    • actionner werkwoord (actionne, actionnes, actionnons, actionnez, )
  6. bewegen (umruhren; schüren; anschüren)
    battre; tourner; agiter; pousser; bouger; remuer; brouiller; fatiguer; attiser; mettre en émoi; toucher légèrement
    • battre werkwoord (bats, bat, battons, battez, )
    • tourner werkwoord (tourne, tournes, tournons, tournez, )
    • agiter werkwoord (agite, agites, agitons, agitez, )
    • pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, )
    • bouger werkwoord (bouge, bouges, bougeons, bougez, )
    • remuer werkwoord (remue, remues, remuons, remuez, )
    • brouiller werkwoord (brouille, brouilles, brouillons, brouillez, )
    • fatiguer werkwoord (fatigue, fatigues, fatiguons, fatiguez, )
    • attiser werkwoord (attise, attises, attisons, attisez, )
    • mettre en émoi werkwoord
  7. bewegen (treffen; rühren)
    frapper qn; tabasser qn; battre qn; gifler qn; taper qn
  8. bewegen (treffen; berühren; schlagen; )
    toucher; atteindre; battre
    • toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, )
    • atteindre werkwoord (atteins, atteint, atteignons, atteignez, )
    • battre werkwoord (bats, bat, battons, battez, )
  9. bewegen (erregen; aufregen; beunruhigen; schüren; anschüren)
    agiter; attiser; remuer; mettre en émoi; pousser; bouger
    • agiter werkwoord (agite, agites, agitons, agitez, )
    • attiser werkwoord (attise, attises, attisons, attisez, )
    • remuer werkwoord (remue, remues, remuons, remuez, )
    • mettre en émoi werkwoord
    • pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, )
    • bouger werkwoord (bouge, bouges, bougeons, bougez, )
  10. bewegen (treffen; berühren; anrühren)
    émouvoir; toucher; atteindre; concerner; remuer
    • émouvoir werkwoord (émeus, émeut, émouvons, émouvez, )
    • toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, )
    • atteindre werkwoord (atteins, atteint, atteignons, atteignez, )
    • concerner werkwoord (concerne, concernes, concernons, concernez, )
    • remuer werkwoord (remue, remues, remuons, remuez, )
  11. bewegen (rühren)
    se mouvoir; bouger
    • se mouvoir werkwoord
    • bouger werkwoord (bouge, bouges, bougeons, bougez, )
  12. bewegen
    déplacer
    • déplacer werkwoord (déplace, déplaces, déplaçons, déplacez, )

Conjugations for bewegen:

Präsens
  1. bewege
  2. bewegst
  3. bewegt
  4. bewegen
  5. bewegt
  6. bewegen
Imperfekt
  1. bewegte
  2. bewegtest
  3. bewegte
  4. bewegten
  5. bewegtet
  6. bewegten
Perfekt
  1. habe bewegt
  2. hast bewegt
  3. hat bewegt
  4. haben bewegt
  5. habt bewegt
  6. haben bewegt
1. Konjunktiv [1]
  1. bewege
  2. bewegest
  3. bewege
  4. bewegen
  5. beweget
  6. bewegen
2. Konjunktiv
  1. bewegte
  2. bewegtest
  3. bewegte
  4. bewegten
  5. bewegtet
  6. bewegten
Futur 1
  1. werde bewegen
  2. wirst bewegen
  3. wird bewegen
  4. werden bewegen
  5. werdet bewegen
  6. werden bewegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bewegen
  2. würdest bewegen
  3. würde bewegen
  4. würden bewegen
  5. würdet bewegen
  6. würden bewegen
Diverses
  1. beweg!
  2. bewegt!
  3. bewegen Sie!
  5. bewegt
  6. bewegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bewegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
battre abhämmern
concerner Betreffen
fatiguer Abmühen; Anstrengen
toucher Auswirkung; Berührung; Effekt; Gefühlssinn; Kontakt; Prickeln; Tastsinn; Wirkung; sinnliche Empfindung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
actionner bewegen; in Bewegung bringen; manövrieren; mischen; rühren; sich regen ankurbeln; anregen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; gerichtlich verfolgen; reizen; stimulieren; verbessern; verfolgen; zusprechen
agiter anschüren; aufregen; beunruhigen; bewegen; erregen; schüren; umruhren auf und ab bewegen; auf und nieder bewegen; beben; bibbern; erschüttern; herumstreifen; herumstreunen; hin und her bewegen; jemandem zurichten; rühren; rütteln; schlingern; schwenken; schütteln; stoßen; streunen; umherschweifen; vibrieren; wricken; wriggeln
atteindre anrühren; antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen Gehe zu; ablaufen; angehen; angelangen; ankommen; arrivieren; auslaufen; auswirken; bekommen; bereichen; betreffen; davontragen; durchdringen; einlaufen; eintreffen; enden; erfolgen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erstehen; erzielen; fließen; folgen; folgern; führen; gehen um; gewinnen; gipfeln; hervorgehen; hingelangen; hinkommen; holen; kulminieren; langen nach; münden; reichen bis; schlagen; sichergeben; siegen; triumphieren; vergehen; verstreichen; vorbei gehen; zur Folge haben; überwinden
attiser anschüren; aufregen; beunruhigen; bewegen; erregen; schüren; umruhren Wach schütteln; anblasen; anfachen; anfeuern; anheizen; animieren; anschüren; anspornen; anstiften; aufhetzen; aufmuntern; aufschüren; aufwiegeln; bejauchzen; brennen; ermuntern; ermutigen; feiern; fördern; hetzen; jemand motivieren; jemanden zu etwas ermuntern; jubeln; komplimentieren; motivieren; provuzieren; schüren; stimulieren; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
battre anschüren; antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; schüren; treffen; umruhren abklopfen; abschlagen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; bekämpfen; berühren; bestreiten; buttern; dreschen; fechten; hart schlagen; hauen; hin und her schlagen; hämmern; hämmern mit ein Hammer; klappern; klopfen; kämpfen; pochen; quirlen; rammen; schlagen; schnalzen; streiten; ticken; tippen; verkloppen
battre qn bewegen; rühren; treffen Schläge austeilen; zerfetzen
bouger anschüren; aufregen; beunruhigen; bewegen; erregen; in Bewegung bringen; manövrieren; rühren; schüren; sich regen; umruhren; wegbegeben locker sein; locker sitzen; rühren
brouiller anschüren; bewegen; schüren; umruhren abnehmen; fertigmachen; hindern; ruinieren; stören; verkommen; verstimmen; zerstören; zurückgehen; zurücklaufen
concerner anrühren; antun; berühren; betreffen; bewegen; erregen; rühren; treffen angehen; anrühren; ansprechen; beeinflußen; betreffen; gehen um; rühren; treffen
déplacer bewegen aufrücken; befördern; den Standort verändern; einrücken; etwas umstellen; rücken; setzen; sichversetzen; transponieren; transportieren; umsetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; versetzen; verstellen; wegbewegen; zur Seite rücken; zusammenrücken; überführen; übertragen
fatiguer anschüren; bewegen; schüren; umruhren auspumpen; entkräften; ermatten; ermüden; erschöpfen; fertigmachen
frapper qn bewegen; rühren; treffen
gifler qn bewegen; rühren; treffen
manier bewegen; manövrieren anführen; behandeln; bewältigen können; dirigieren; führen; gewachsen sein; leiten
manoeuvrer bewegen; manövrieren bespielen
mettre en mouvement bewegen; in Bewegung bringen; rühren; sich regen fortbewegen
mettre en émoi anschüren; aufregen; beunruhigen; bewegen; erregen; schüren; umruhren
mixer bewegen; mischen; rühren anrühren; mengen; mischen; vermengen; vermischen
mélanger bewegen; mischen; rühren anfügen; anrühren; antupfen; beifügen; beigeben; beimischen; berühren; durcheinanderbringen; durcheinanderwerfen; durchschütteln; hineintun; hinzufügen; hinzukommen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; leicht berühren; mengen; mischen; rühren; streifen; tippen; tupfen; vermengen; vermischen; zufügen
pousser anschüren; aufregen; beunruhigen; bewegen; erregen; schüren; umruhren Angst einjagen; abschrecken; andringen; ankurbeln; anregen; anstoßen; antreiben; aufgehen; aufkeimen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufrücken; aufstoßen; auftreiben; aufwachsen; aus der Keim herauskommen; auskiemen; dringen; drücken; durchsetzen; einrücken; entspringen; entstehen; erhöhen; ermuntern; ermutigen; fortdrücken; forthelfen; fortschieben; gedeihen; gären; herandringen; heranwachsen; hervorgehen; hinaufschieben; hochtreiben; in die Höhe treiben; reizen; rücken; sauerwerden; schieben; setzen; sichversetzen; stimulieren; stoßen; umstellen; verbessern; verlegen; verrücken; verscheuchen; verschieben; verschrecken; versetzen; verstellen; vor sich hertreiben; vorausbringen; vorwärts treiben; vorwärtshelfen; wachsen; wegtreiben; weiterhelfen; weiterschieben; zur Seite rücken; zusammenrücken; zusprechen
regarder antun; berühren; betreffen; bewegen; erregen; rühren; treffen achtgeben; anblicken; angehen; anschauen; ansehen; ausmachen; begucken; beobachten; beschauen; besehen; besichtigen; betrachten; betreffen; beäugen; durchsehen; einsehen; gaffen; gehen um; gucken; gucken nach; hinblicken; hineinsehen; inspizieren; mustern; observieren; schauen; schauen nach; sehen; sich anschauen; sich ansehen; wahrnehmen; zugucken; zusehen
remuer anrühren; anschüren; aufregen; berühren; beunruhigen; bewegen; erregen; in Bewegung bringen; mischen; rühren; schüren; sich regen; treffen; umruhren auf und ab bewegen; auf und nieder bewegen; rühren; zappeln
s'agir de antun; berühren; betreffen; bewegen; erregen; rühren; treffen
se déplacer bewegen; in Bewegung bringen; rühren; sich regen; wegbegeben
se mouvoir bewegen; rühren bummeln; gehen; im Schritt gehen; laufen; rühren; schreiten; sich fortbewegen; spazieren; spazierengehen; wandern
tabasser qn bewegen; rühren; treffen
taper qn bewegen; rühren; treffen
toucher anrühren; antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen Geld einziehen; abtasten; anfangen; anfassen; angehen; angrenzen; anheben; anliegen; anrühren; ansprechen; antupfen; aufnehmen; beeinflußen; befühlen; begegnen; beginnen; bekommen; berühren; betasten; betreffen; einfordern; einkassieren; einlösen; einsetzen; eintreiben; einziehen; empfangen; entgegen; ergreifen; erhalten; fühlen; gehen um; grenzen an; kassieren; kriegen; leicht berühren; rühren; sich erholen; starten; streifen; tasten; tippen; touchieren; treffen; tupfen; verdienen
toucher légèrement anschüren; bewegen; schüren; umruhren anrühren; antupfen; berühren; leicht berühren; streifen; tippen; tupfen
tourner anschüren; bewegen; schüren; umruhren aufdrehen; aufmachen; aufschrauben; drehen; durcheinander bringen; eindrehen; einkleiden; etwas umdrehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kreiseln; kugeln; losdrehen; losschrauben; rollen; rotieren; schlingern; schwenken; schwindeln; seine meinung ändern; sich drehen; sich herum drehen; sich herumwälzen; sich wälzen; taumeln; transformieren; umdrehen; umkehren; umsetzen; umstellen; umwandeln; umwenden; verdrehen; verkehren; verwandeln; wegdrehen; wenden; wirbeln; über stag gehen
émouvoir anrühren; berühren; bewegen; treffen ergreifen; erleichtern; erweichen; lindern; lockern; milde machen; rühren; weich machen

Synoniemen voor "bewegen":


Wiktionary: bewegen

bewegen
  1. die Handlung von jemandem in eine beabsichtigen Richtung beeinflussen; jemanden dazu bringen, etwas zu tun
  2. -
  3. die Stellung eines Gegenstandes oder eines Teils davon (auch eines Teils von sich selbst) im Raum verändern
  4. etwas von einem Ort zum anderen schaffen
  5. jemanden bewegen: psychisch beeindrucken
bewegen
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. Se mouvoir de l’endroit où l’on est
  3. déplacer, faire aller d’un lieu à un autre, mettre en mouvement.
  4. mouvoir, déplacer.
  5. provoquer une émotion.
  6. Se déplacer, se mouvoir.
  1. -
Cross Translation:
FromToVia
• bewegen → émouvoir; affecter ↔ affect — to move to emotion
• bewegen → bouger; se déplacer; mouvoir ↔ move — to change place or posture; to go
• bewegen → bouger ↔ move — to change the place of a piece
• bewegen → déplacer ↔ move — to cause to change place or posture; to set in motion
• bewegen → émouvoir ↔ move — to arouse the feelings or passions of
• bewegen → remuer; bouger ↔ verroeren — in beweging komen
• bewegen → bouger ↔ bewegen — van plaats veranderen

Verwante vertalingen van bewegen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1463 seconde
Page rendered in 1.0 seconds