Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. zubereiten:
  2. Zubereiten:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor zubereiten (Duits) in het Frans

zubereiten:

zubereiten werkwoord (zubereite, zubereitest, zubereitet, zuberitt, zuberittet, zuberitten)

  1. zubereiten (kochen)
    préparer; apprêter
    • préparer werkwoord (prépare, prépares, préparons, préparez, )
    • apprêter werkwoord (apprête, apprêtes, apprêtons, apprêtez, )
  2. zubereiten (kochen)
    apprêter; se préparer à; préparer
    • apprêter werkwoord (apprête, apprêtes, apprêtons, apprêtez, )
    • se préparer à werkwoord
    • préparer werkwoord (prépare, prépares, préparons, préparez, )
  3. zubereiten (marinieren; einlegen; konservieren)
    mariner; épicer; pimenter; saler; macérer
    • mariner werkwoord (marine, marines, marinons, marinez, )
    • épicer werkwoord (épice, épices, épiçons, épicez, )
    • pimenter werkwoord (pimente, pimentes, pimentons, pimentez, )
    • saler werkwoord (sale, sales, salons, salez, )
    • macérer werkwoord (macère, macères, macérons, macérez, )

Conjugations for zubereiten:

Präsens
  1. zubereite
  2. zubereitest
  3. zubereitet
  4. zubereiten
  5. zubereitt
  6. zubereiten
Imperfekt
  1. zuberitt
  2. zuberittest
  3. zuberitt
  4. zuberitten
  5. zuberittet
  6. zuberitten
Perfekt
  1. habe zuberitten
  2. hast zuberitten
  3. hat zuberitten
  4. haben zuberitten
  5. habt zuberitten
  6. haben zuberitten
1. Konjunktiv [1]
  1. zubereite
  2. zubereitest
  3. zubereite
  4. zubereiten
  5. zubereitet
  6. zubereiten
2. Konjunktiv
  1. zuberitte
  2. zuberittest
  3. zuberitte
  4. zuberitten
  5. zuberittet
  6. zuberitten
Futur 1
  1. werde zubereiten
  2. wirst zubereiten
  3. wird zubereiten
  4. werden zubereiten
  5. werdet zubereiten
  6. werden zubereiten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zubereiten
  2. würdest zubereiten
  3. würde zubereiten
  4. würden zubereiten
  5. würdet zubereiten
  6. würden zubereiten
Diverses
  1. zubereit!
  2. zubereitet!
  3. zubereiten Sie!
  4. zuberitten
  5. zubereitend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zubereiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apprêter kochen; zubereiten
macérer einlegen; konservieren; marinieren; zubereiten aufweichen; einweichen; quellen
mariner einlegen; konservieren; marinieren; zubereiten einkochen; einlegen; einmachen; einpökeln; einsalzen; konservieren
pimenter einlegen; konservieren; marinieren; zubereiten würzen
préparer kochen; zubereiten Vorbereitungen treffen; anrichten; auslegen; bereiten; bereitlegen; bereitstellen; einen Plan entwerfen; grundieren; nachdenken; nachsinnen über; planen; sich ausdenken; sinnen; vorarbeiten; vorbereiten; zurechtlegen
saler einlegen; konservieren; marinieren; zubereiten einkochen; einlegen; einmachen; einpökeln; einsalzen; konservieren; salzen
se préparer à kochen; zubereiten Vorbereitungen treffen; bereiten; bereitstellen; grundieren; vorarbeiten; vorbereiten
épicer einlegen; konservieren; marinieren; zubereiten würzen

Synoniemen voor "zubereiten":


Wiktionary: zubereiten

zubereiten
verb
  1. Essen kochen, Speisen anrichten

Zubereiten:

Zubereiten [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Zubereiten
    le préparage
  2. Zubereiten
    la préparation

Vertaal Matrix voor Zubereiten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
préparage Zubereiten
préparation Zubereiten Anfertigung; Anrichten; Erzeugung; Herrichten; Kochen; Präparat; Verfertigung; Vorbearbeitung; Vorbereiten; Vorbereitung; Vorwerk; Zubereitung; Zubereitungsweise

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van zubereiten