Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Schieber:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schieber (Duits) in het Frans

Schieber:

Schieber [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schieber (Schmierfink; Stümper; Schwindler; Schmierer; Sudler)
    l'amateur; le bricoleur; le bousilleur; le gâte-métier

Vertaal Matrix voor Schieber:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amateur Schieber; Schmierer; Schmierfink; Schwindler; Stümper; Sudler Amateur; Enthusiast; Laie; Liebhaber; Panscher; Pfuscher; Stümper; Sudler
bousilleur Schieber; Schmierer; Schmierfink; Schwindler; Stümper; Sudler Kurpfuscher; Panscher; Pfuscher; Quacksalber; Scharlatan; Schuster; Stümper; Sudler
bricoleur Schieber; Schmierer; Schmierfink; Schwindler; Stümper; Sudler Bastler; Handarbeiter; Hausierer; Kurpfuscher; Panscher; Pfuscher; Quacksalber; Scharlatan; Straßenhändler; Stümper; Sudler
gâte-métier Schieber; Schmierer; Schmierfink; Schwindler; Stümper; Sudler Arbeitswillige; Panscher; Pfuscher; Schmierer; Stümper; Sudler

Synoniemen voor "Schieber":


Wiktionary: Schieber

Schieber
Cross Translation:
FromToVia
Schieber bassin hygiénique bedpan — chamber pot used while still in bed