Duits

Uitgebreide vertaling voor bestimmen (Duits) in het Frans

bestimmen:

bestimmen werkwoord (bestimme, bestimmst, bestimmt, bestimmte, bestimmtet, bestimmt)

  1. bestimmen (determinieren; anordnen)
    destiner; réserver; déterminer
    • destiner werkwoord (destine, destines, destinons, destinez, )
    • réserver werkwoord (réserve, réserves, réservons, réservez, )
    • déterminer werkwoord (détermine, détermines, déterminons, déterminez, )
  2. bestimmen (definieren; festlegen; umschreiben; festsetzen; kennzeichnen)
    définir; déterminer; décrire
    • définir werkwoord (définis, définit, définissons, définissez, )
    • déterminer werkwoord (détermine, détermines, déterminons, déterminez, )
    • décrire werkwoord (décris, décrit, décrivons, décrivez, )
  3. bestimmen (beschließen; entscheiden; vereinbaren; )
    décider; conclure; finir; arrêter; terminer; mettre fin à; stopper; prendre fin
    • décider werkwoord (décide, décides, décidons, décidez, )
    • conclure werkwoord (conclus, conclut, concluons, concluez, )
    • finir werkwoord (finis, finit, finissons, finissez, )
    • arrêter werkwoord (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, )
    • terminer werkwoord (termine, termines, terminons, terminez, )
    • mettre fin à werkwoord
    • stopper werkwoord (stoppe, stoppes, stoppons, stoppez, )
    • prendre fin werkwoord
  4. bestimmen (determinieren; bestätigen; feststellen; )
    déterminer; établir; définir; constater; estimer; vérifier; identifier; qualifier
    • déterminer werkwoord (détermine, détermines, déterminons, déterminez, )
    • établir werkwoord (établis, établit, établissons, établissez, )
    • définir werkwoord (définis, définit, définissons, définissez, )
    • constater werkwoord (constate, constates, constatons, constatez, )
    • estimer werkwoord (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • vérifier werkwoord (vérifie, vérifies, vérifions, vérifiez, )
    • identifier werkwoord (identifie, identifies, identifions, identifiez, )
    • qualifier werkwoord (qualifie, qualifies, qualifions, qualifiez, )
  5. bestimmen (anordnen; befehlen; verordnen; )
    ordonner; annoncer; décréter; proclamer; promulguer
    • ordonner werkwoord (ordonne, ordonnes, ordonnons, ordonnez, )
    • annoncer werkwoord (annonce, annonces, annonçons, annoncez, )
    • décréter werkwoord (décrète, décrètes, décrétons, décrétez, )
    • proclamer werkwoord (proclame, proclames, proclamons, proclamez, )
    • promulguer werkwoord (promulgue, promulgues, promulguons, promulguez, )
  6. bestimmen (unterschieden; unterscheiden; erkennen; )
    se distinguer; discerner
    • se distinguer werkwoord
    • discerner werkwoord (discerne, discernes, discernons, discernez, )
  7. bestimmen (ein Ehrezeichen geben; unterschieden; erkennen; )
    distinguer; discerner; déterminer
    • distinguer werkwoord (distingue, distingues, distinguons, distinguez, )
    • discerner werkwoord (discerne, discernes, discernons, discernez, )
    • déterminer werkwoord (détermine, détermines, déterminons, déterminez, )
  8. bestimmen (vorschlagen; raten; suggerieren; )
    suggérer; conseiller; insinuer; deviner; déterminer; fixer; estimer; apprécier; conjecturer; faire une expertise; recommander; évaluer; priser; taxer
    • suggérer werkwoord (suggère, suggères, suggérons, suggérez, )
    • conseiller werkwoord (conseille, conseilles, conseillons, conseillez, )
    • insinuer werkwoord (insinue, insinues, insinuons, insinuez, )
    • deviner werkwoord (devine, devines, devinons, devinez, )
    • déterminer werkwoord (détermine, détermines, déterminons, déterminez, )
    • fixer werkwoord (fixe, fixes, fixons, fixez, )
    • estimer werkwoord (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • apprécier werkwoord (apprécie, apprécies, apprécions, appréciez, )
    • conjecturer werkwoord (conjecture, conjectures, conjecturons, conjecturez, )
    • recommander werkwoord (recommande, recommandes, recommandons, recommandez, )
    • évaluer werkwoord (évalue, évalues, évaluons, évaluez, )
    • priser werkwoord (prise, prises, prisons, prisez, )
    • taxer werkwoord (taxe, taxes, taxons, taxez, )
  9. bestimmen (abwägen; veranschlagen; überschlagen; )
    prévaloir; apprécier; évaluer; estimer; deviner; déterminer; taxer; fixer; repeser; conjecturer; faire une expertise
    • prévaloir werkwoord (prévaux, prévaut, prévalons, prévalez, )
    • apprécier werkwoord (apprécie, apprécies, apprécions, appréciez, )
    • évaluer werkwoord (évalue, évalues, évaluons, évaluez, )
    • estimer werkwoord (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • deviner werkwoord (devine, devines, devinons, devinez, )
    • déterminer werkwoord (détermine, détermines, déterminons, déterminez, )
    • taxer werkwoord (taxe, taxes, taxons, taxez, )
    • fixer werkwoord (fixe, fixes, fixons, fixez, )
    • repeser werkwoord (repèse, repèses, repesons, repesez, )
    • conjecturer werkwoord (conjecture, conjectures, conjecturons, conjecturez, )
  10. bestimmen (näher umschreiben; definieren; festlegen; )
    définir; préciser; désigner; déterminer; décrire; délimiter; détailler; expliciter; dénoter
    • définir werkwoord (définis, définit, définissons, définissez, )
    • préciser werkwoord (précise, précises, précisons, précisez, )
    • désigner werkwoord (désigne, désignes, désignons, désignez, )
    • déterminer werkwoord (détermine, détermines, déterminons, déterminez, )
    • décrire werkwoord (décris, décrit, décrivons, décrivez, )
    • délimiter werkwoord (délimite, délimites, délimitons, délimitez, )
    • détailler werkwoord (détaille, détailles, détaillons, détaillez, )
    • expliciter werkwoord (explicite, explicites, explicitons, explicitez, )
    • dénoter werkwoord (dénote, dénotes, dénotons, dénotez, )

Conjugations for bestimmen:

Präsens
  1. bestimme
  2. bestimmst
  3. bestimmt
  4. bestimmen
  5. bestimmt
  6. bestimmen
Imperfekt
  1. bestimmte
  2. bestimmtest
  3. bestimmte
  4. bestimmten
  5. bestimmtet
  6. bestimmten
Perfekt
  1. habe bestimmt
  2. hast bestimmt
  3. hat bestimmt
  4. haben bestimmt
  5. habt bestimmt
  6. haben bestimmt
1. Konjunktiv [1]
  1. bestimme
  2. bestimmest
  3. bestimme
  4. bestimmen
  5. bestimmet
  6. bestimmen
2. Konjunktiv
  1. bestimmte
  2. bestimmtest
  3. bestimmte
  4. bestimmten
  5. bestimmtet
  6. bestimmten
Futur 1
  1. werde bestimmen
  2. wirst bestimmen
  3. wird bestimmen
  4. werden bestimmen
  5. werdet bestimmen
  6. werden bestimmen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bestimmen
  2. würdest bestimmen
  3. würde bestimmen
  4. würden bestimmen
  5. würdet bestimmen
  6. würden bestimmen
Diverses
  1. bestimm!
  2. bestimmt!
  3. bestimmen Sie!
  4. bestimmt
  5. bestimmend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bestimmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrêter Verschweigen; stil halten
conseiller Berater; Konsulent; Ratgeber
fixer Anfügen; Anheften; Fest machen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
annoncer anordnen; befehlen; bekanntmachen; bestimmen; diktieren; verordnen; vorschreiben ankündigen; anmelden; annoncieren; ansagen; anzeigen; ausposaunen; ausrufen; bekanntgeben; bekanntmachen; benachrichtigen; berichten; dekretieren; erklären; erläutern; etwas ankündigen; informieren; inserieren; kundgeben; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; sein Meinung geben; verkünden; verkündigen; verlesen; veröffentlichen; von etwas in Kenntnis setzen; warnen; wiedergeben
apprécier abwägen; anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen achten; beurteilen; ehren; hochachten; hochhalten; hochschätzen; jurieren; kritisieren; respektieren; rezensieren; schätzen; verehren; würdigen
arrêter abmachen; anhalten; aufhören; beenden; beschließen; bestimmen; enden; entscheiden; festlegen; festsetzen; halten; schließen; vereinbaren Blut stillen; Gespräch beenden; abbrechen; abhalten; ablassen; absetzen; abstellen; anhalten; aufhalten; aufhören; auflegen; ausmachen; ausschalten; ausscheiden; beenden; behindern; beschließen; bremsen; einsperren; enden; entgegenarbeiten; entgegenwirken; erfassen; ergreifen; etwas aufgeben; fassen; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; fesseln; festnehmen; greifen; halten; hemmen; herunterfahren; hindern; hinhalten; hintertreiben; konterkarieren; schließen; stehenbleiben; stillen; stillsetzen; stillstehen; stocken; stoppen; verhaften; verspäten; verzichten; verzögern; vollenden; zum Stillstand bringen; zum Stillstand kommen; zurückhalten; zurücktreten
conclure abmachen; anhalten; aufhören; beenden; beschließen; bestimmen; enden; entscheiden; festlegen; festsetzen; halten; schließen; vereinbaren abbrechen; ableiten; abmachen; abschließen; aufhören; beenden; beschließen; enden; entnehmen; erledigen; fertig bringen; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; folgern; halten; komplettieren; konkludieren; schließen; schlußfolgern; vervollständigen; vollenden
conjecturer abwägen; anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen Vermutung anstellen; annehmen; glauben; mutmaßen; schätzen; vermuten
conseiller anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen einen Rat geben; empfehlen; konsultieren; raten; vorbringen; vorschlagen; vortragen
constater ausmachen; bedingen; bestimmen; bestätigen; determinieren; festlegen; festmachen; festsetzen; feststellen anschauen; ansehen; bemerken; beobachten; bestätigen; betrachten; entdecken; erkennen; festlegen; feststellen; fühlen; gucken; identifizieren; konstatieren; merken; schauen; sehen; signalisieren; spüren; wahrnehmen
destiner anordnen; bestimmen; determinieren
deviner abwägen; anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen Vermutung anstellen; annehmen; durchschauen; durchsehen; erkennen; glauben; kapieren; mit Aktien spielen; mutmaßen; schätzen; setzen; spekulieren; vermuten
discerner abstechen; auseinanderhalten; bestimmen; determinieren; ein Ehrezeichen geben; erkennen; unterscheiden; unterschieden anschauen; ansehen; auflösen; ausfindig machen; bemerken; betrachten; entdecken; erkennen; feststellen; gucken; herausbekommen; herausbringen; hinterkommen; schauen; sehen; wahrnehmen; zu sehen bekommen
distinguer abstechen; auseinanderhalten; bestimmen; determinieren; ein Ehrezeichen geben; erkennen; unterschieden Unterschied machen; anschauen; ansehen; auseinanderhalten; bemerken; beobachten; betrachten; dekorieren; einen Orden verleihen; entdecken; erkennen; feststellen; fühlen; gucken; in den Ritterstand erheben; merken; schauen; sehen; spüren; unterscheiden; unterschieden; wahrnehmen; zum Ritter schlagen
décider abmachen; anhalten; aufhören; beenden; beschließen; bestimmen; enden; entscheiden; festlegen; festsetzen; halten; schließen; vereinbaren
décrire beschreiben; bestimmen; definieren; festlegen; festsetzen; kennzeichnen; näher beschreiben; näher umschreiben; umschreiben abbilden; benachrichtigen; beschreiben; bezeichnen; charakterisieren; darstellen; entwerfen; erzählen; kennzeichnen; markieren; mitteilen; schildern; skizzieren; umschreiben
décréter anordnen; befehlen; bekanntmachen; bestimmen; diktieren; verordnen; vorschreiben ankündigen; ansagen; auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; bekanntmachen; dekretieren; erlassen; etwas erlaßen; gebieten; herrschen; kommandieren; regieren; verlesen
définir ausmachen; bedingen; beschreiben; bestimmen; bestätigen; definieren; determinieren; festlegen; festmachen; festsetzen; feststellen; kennzeichnen; näher beschreiben; näher umschreiben; umschreiben abgrenzen; abstecken; abzeichnen; benachrichtigen; beschreiben; bezeichnen; charakterisieren; erzählen; festlegen; kennzeichnen; markieren; mitteilen; schildern; trassieren
délimiter beschreiben; bestimmen; definieren; festlegen; festsetzen; näher beschreiben; näher umschreiben abbrechen; abgrenzen; absperren; abzäunen; aufhören; beenden; begrenzen; beschließen; beschneiden; beschränken; eindeichen; eindämmen; einschränken; einsäumen; enden; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; halten; limitieren; schließen; umzäunen; vollenden
dénoter beschreiben; bestimmen; definieren; festlegen; festsetzen; näher beschreiben; näher umschreiben
désigner beschreiben; bestimmen; definieren; festlegen; festsetzen; näher beschreiben; näher umschreiben einsetzen; einstellen; etwas andeuten; etwas zeigen
détailler beschreiben; bestimmen; definieren; festlegen; festsetzen; näher beschreiben; näher umschreiben ausarbeiten; detailieren; detaillieren; einzeln aufzählen; genauerumschreiben; spezifizieren
déterminer abstechen; abwägen; anordnen; anregen; auseinanderhalten; ausmachen; bedingen; beschreiben; bestimmen; bestätigen; definieren; determinieren; ein Ehrezeichen geben; erkennen; ermessen; festlegen; festmachen; festsetzen; feststellen; kennzeichnen; näher beschreiben; näher umschreiben; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; umschreiben; unterschieden; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen ausfindig machen; beschreiben; bestätigen; bezeichnen; charakterisieren; festlegen; feststellen; finden; identifizieren; kennzeichnen; konstatieren; lokalisieren; markieren; trassieren
estimer abwägen; anregen; ausmachen; bedingen; bestimmen; bestätigen; determinieren; ermessen; festlegen; festmachen; festsetzen; feststellen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen Vermutung anstellen; achten; annehmen; ausarbeiten; bedenken; berechnen; denken; ehren; erwägen; glauben; hochachten; hochhalten; hochschätzen; kalkulieren; mutmaßen; respektieren; schätzen; taxieren; veranschlagen; verehren; vermuten; verschonen; voranschlagen; würdigen; überlegen; überschlagen
expliciter beschreiben; bestimmen; definieren; festlegen; festsetzen; näher beschreiben; näher umschreiben
faire une expertise abwägen; anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen Vermutung anstellen; annehmen; glauben; mutmaßen; schätzen; taxieren; vermuten; voranschlagen
finir abmachen; anhalten; aufhören; beenden; beschließen; bestimmen; enden; entscheiden; festlegen; festsetzen; halten; schließen; vereinbaren abbrechen; ablaufen; abmachen; aufbessern; aufessen; aufhören; aufzehren; ausbauen; ausbekommen; ausbessern; ausheben; auskriegen; ausleeren; ausräumen; ausspielen; austragen; austrinken; beenden; benutzen; berichtigen; beschließen; die Freundschaft beenden; enden; entleeren; ergehen; ergänzen; erledigen; essen; fertig bringen; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; halten; herausnehmen; in Ordnung bringen; in die Brüche gehen; klären; komplettieren; konsumieren; leer trinken; leeren; perfektionieren; schließen; speisen; verbrauchen; vergehen; verspeisen; verstreichen; vervollkommnen; vervollständigen; verzehren; vollbringen; vollenden; vorbei gehen; zu Ende laufen; zu Ende spielen; zuendespielen
fixer abwägen; anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen ablegen; abstellen; an einander befestigen; anbinden; anblicken; anbringen; andrehen; anhaken; anheften; anhängen; anketten; ankleben; ankoppeln; ankuppeln; anlegen; anschauen; anschnallen; anschrauben; ansehen; anziehen; aufkleben; aufstellen; befestigen; beglaubigen; begucken; beobachten; besehen; betrachten; betten; beäugen; binden; brühen; den Mund verbieten; dokumentieren; einordnen; einräumen; einrücken; einsperren; einstellen; einteilen; einweisen; erpressen; fesseln; festbinden; festdrehen; festhaken; festhalten; festheften; festkleben; festlegen; festmachen; festschnallen; festschrauben; festzurren; fügen; gaffen; gruppieren; gucken; haken; heften; hinblicken; hinlegen; hinstellen; installieren; klammern; knebeln; koppeln; kuppeln; laichen; legen; schalten; schauen; schlingen; schnüren; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; verankern; vergeben; verlegen; zubinden; zurren; zuschnallen; zusehen
identifier ausmachen; bedingen; bestimmen; bestätigen; determinieren; festlegen; festmachen; festsetzen; feststellen ausweisen; identifizieren; legitimieren; sich mit etwas identifizieren
insinuer anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen anspielen; insinuieren; unterstellen; zuspielen; zustellen
mettre fin à abmachen; anhalten; aufhören; beenden; beschließen; bestimmen; enden; entscheiden; festlegen; festsetzen; halten; schließen; vereinbaren abbrechen; abmachen; aufhören; beenden; beschließen; enden; erledigen; fertig bringen; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; halten; schließen; vollenden
ordonner anordnen; befehlen; bekanntmachen; bestimmen; diktieren; verordnen; vorschreiben alles auf die Reihe bringen; ankündigen; anordnen; ansagen; auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; bekanntmachen; diktieren; einen Brief diktieren; erlassen; etwas erlaßen; führen; gebieten; herrschen; kommandieren; leiten; lenken; regieren; steuern; verlesen; verordnen; vorschreiben
prendre fin abmachen; anhalten; aufhören; beenden; beschließen; bestimmen; enden; entscheiden; festlegen; festsetzen; halten; schließen; vereinbaren abbrechen; ablaufen; abmachen; aufhören; beenden; beschließen; die Freundschaft beenden; enden; erledigen; fertig bringen; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; halten; in die Brüche gehen; schließen; vergehen; verstreichen; vollenden; vorbei gehen; zu Ende laufen
priser anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen abfangen; auffangen; beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; schnuppern; schnüffeln
proclamer anordnen; befehlen; bekanntmachen; bestimmen; diktieren; verordnen; vorschreiben ausposaunen; ausrufen; ausstreuen; aussäen; austragen; bekanntgeben; bekanntmachen; dekretieren; eine Nachricht austragen; proklamieren; verkünden; verkündigen; verlesen; veröffentlichen
promulguer anordnen; befehlen; bekanntmachen; bestimmen; diktieren; verordnen; vorschreiben bekanntgeben; bekanntmachen; dekretieren; verkündigen; veröffentlichen
préciser beschreiben; bestimmen; definieren; festlegen; festsetzen; näher beschreiben; näher umschreiben abgrenzen; abstecken; abzäunen; aufklären; auseinandersetzen; begreiflich machen; begrenzen; deuten; einhegen; einzäunen; erklären; erläutern; festlegen; neppen; prellen; trassieren; umzäunen; übervorteilen
prévaloir abwägen; ausmachen; bestimmen; ermessen; schätzen; taxieren; veranschlagen; überschlagen
qualifier ausmachen; bedingen; bestimmen; bestätigen; determinieren; festlegen; festmachen; festsetzen; feststellen qualifizieren
recommander anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen advisieren; anempfelen

Synoniemen voor "bestimmen":


Wiktionary: bestimmen

bestimmen
verb
  1. etwas festlegen (einen Preis, eine Zeitdauer etc.)
bestimmen
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. arranger, mettre dans l’ordre le plus convenable.
  3. résoudre après examen une chose douteux et contester.
  4. Traduction à trier
  5. fixer les limites de, délimiter précisément.
  6. Être prépondérant, le plus important, dominer
  7. attacher, affermir, rendre immobile, maintenir en place.

Cross Translation:
FromToVia
bestimmen fixer; poser appoint — to constitute; to ordain; to prescribe; to fix the time and place of
bestimmen attribuer; désigner; choisir; nommer appoint — To assign, designate, or set apart by authority
bestimmen déterminer define — to determine
bestimmen déterminer determine — to set the limits of
bestimmen fixer set — to determine
bestimmen stipuler; déterminer bepalen — vaststellen, voorschrijven, regelen

Computer vertaling door derden: