Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Furcht:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Furcht (Duits) in het Frans

Furcht:

Furcht [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Furcht (Schreck; Entsetzen; Abscheu; Bestürzung; Bestürztheit)
    la peur; la frayeur; l'effroi; la terreur
    • peur [la ~] zelfstandig naamwoord
    • frayeur [la ~] zelfstandig naamwoord
    • effroi [le ~] zelfstandig naamwoord
    • terreur [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Furcht (Scheu; Ängstlichkeit; Bangigkeit)
    la lâcheté; la frousse; la timidité
  3. die Furcht (Ängstlichkeit; Scheu; Bangigkeit)
    la peur; l'angoisse; la crainte; l'anxiété
    • peur [la ~] zelfstandig naamwoord
    • angoisse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • crainte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • anxiété [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Furcht (Ängstlichkeit)
    la crainte; l'inquiétude

Vertaal Matrix voor Furcht:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angoisse Bangigkeit; Furcht; Scheu; Ängstlichkeit Angst; Panik; Schrecken; Ängstlichkeit
anxiété Bangigkeit; Furcht; Scheu; Ängstlichkeit Angst; Ängstlichkeit
crainte Bangigkeit; Furcht; Scheu; Ängstlichkeit Angst; Panik; Scheuheit; Schrecken; Schüchternheit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit; Ängstlichkeit
effroi Abscheu; Bestürztheit; Bestürzung; Entsetzen; Furcht; Schreck Angst; Panik; Schrecken; Ängstlichkeit
frayeur Abscheu; Bestürztheit; Bestürzung; Entsetzen; Furcht; Schreck Angst; Panik; Schrecken; Ängstlichkeit
frousse Bangigkeit; Furcht; Scheu; Ängstlichkeit
inquiétude Furcht; Ängstlichkeit Angst; Besorgnis; Besorgtheit; Ängstlichkeit
lâcheté Bangigkeit; Furcht; Scheu; Ängstlichkeit Feigheit; Feigherzigkeit; ohne Edelmut; ohne Großherzigkeit; Ängstlichkeit
peur Abscheu; Bangigkeit; Bestürztheit; Bestürzung; Entsetzen; Furcht; Scheu; Schreck; Ängstlichkeit Angst; Panik; Schrecken; Ängstlichkeit
terreur Abscheu; Bestürztheit; Bestürzung; Entsetzen; Furcht; Schreck Angst; Panik; Schrecken; Schreckensherrschaft; Schreckensregime; Terror
timidité Bangigkeit; Furcht; Scheu; Ängstlichkeit Geniertheit; Scheu; Scheuheit; Schüchternheit; Schüchternkeit; Verlegenheit; Verschlossenheit; Zaghaftigkeit; Zurückhaltung; Ängstlichkeit

Synoniemen voor "Furcht":


Wiktionary: Furcht

Furcht
noun
  1. Emotion angesichts drohender Gefahr
Furcht
noun
  1. Action de craindre

Cross Translation:
FromToVia
Furcht désarroi dismay — a sudden loss of courage
Furcht crainte dread — great fear in view of impending evil
Furcht peur; crainte fear — a phobia; sense of fear induced by something or someone
Furcht crainte; peur fear — uncountable: emotion caused by actual or perceived danger or threat