Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Bremse

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Bremse

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Bremse:
  2. bremsen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bremse (Duits) in het Frans

Bremse:

Bremse [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Bremse
    le frein; la garniture de frein
  2. die Bremse (Pferdebremse)
    le taon
    • taon [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bremse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frein Bremse Bremsklotz; Bremsschuh; Halt; Stillstand; Stop
garniture de frein Bremse Bremsbelag; Bremsklotz; Bremsschuh
taon Bremse; Pferdebremse Hornisse

Synoniemen voor "Bremse":


Wiktionary: Bremse

Bremse
noun
  1. Zoologie: (in vielen Arten verbreitete) große, blutsaugende Fliege (Tabanidae), die — je nach Art — grauschwarz bis braungelb gefärbt ist
  2. Technik, Mechanik: Vorrichtung, die dazu dient, eine Bewegung zu verlangsamen oder anzuhalten
Bremse
noun
  1. Dispositif destiné à modérer la vitesse d’un mécanisme, à enrayer les roues d’un véhicule
  2. Désigne aussi le coin de bois dont on se sert pour arrêter la roue d’une voiture.
  3. Insecte
Cross Translation:
FromToVia
• Bremse → œstre ↔ botfly — insect
• Bremse → frein ↔ brake — device used to slow or stop a vehicle
• Bremse → taon ↔ horsefly — fly of the family Tabanidae
• Bremse → frein ↔ rem — een mechanisme dat iets vertraagt of tot stilstand brengt
• Bremse → taon ↔ daas — insecten|nld steekvlieg

bremsen:

bremsen werkwoord (bremse, bremsst, bremst, bremste, bremstet, gebremst)

  1. bremsen (abbremsen; stoppen)
    freiner; ralentir; donner un coup de frein
    • freiner werkwoord (freine, freines, freinons, freinez, )
    • ralentir werkwoord (ralentis, ralentit, ralentissons, ralentissez, )
  2. bremsen (stoppen; anhalten; aufhören)
    arrêter; cesser; bloquer; stopper
    • arrêter werkwoord (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, )
    • cesser werkwoord (cesse, cesses, cessons, cessez, )
    • bloquer werkwoord (bloque, bloques, bloquons, bloquez, )
    • stopper werkwoord (stoppe, stoppes, stoppons, stoppez, )

Conjugations for bremsen:

Präsens
  1. bremse
  2. bremsst
  3. bremst
  4. bremsen
  5. bremst
  6. bremsen
Imperfekt
  1. bremste
  2. bremstest
  3. bremste
  4. bremsten
  5. bremstet
  6. bremsten
Perfekt
  1. habe gebremst
  2. hast gebremst
  3. hat gebremst
  4. haben gebremst
  5. habt gebremst
  6. haben gebremst
1. Konjunktiv [1]
  1. bremse
  2. bremsest
  3. bremse
  4. bremsen
  5. bremset
  6. bremsen
2. Konjunktiv
  1. bremste
  2. bremstest
  3. bremste
  4. bremsten
  5. bremstet
  6. bremsten
Futur 1
  1. werde bremsen
  2. wirst bremsen
  3. wird bremsen
  4. werden bremsen
  5. werdet bremsen
  6. werden bremsen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bremsen
  2. würdest bremsen
  3. würde bremsen
  4. würden bremsen
  5. würdet bremsen
  6. würden bremsen
Diverses
  1. brems!
  2. bremst!
  3. bremsen Sie!
  5. gebremst
  6. bremsend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bremsen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrêter Verschweigen; stil halten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrêter anhalten; aufhören; bremsen; stoppen Blut stillen; Gespräch beenden; abbrechen; abhalten; ablassen; abmachen; absetzen; abstellen; anhalten; aufhalten; aufhören; auflegen; ausmachen; ausschalten; ausscheiden; beenden; behindern; beschließen; bestimmen; einsperren; enden; entgegenarbeiten; entgegenwirken; entscheiden; erfassen; ergreifen; etwas aufgeben; fassen; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; fesseln; festlegen; festnehmen; festsetzen; greifen; halten; hemmen; herunterfahren; hindern; hinhalten; hintertreiben; konterkarieren; schließen; stehenbleiben; stillen; stillsetzen; stillstehen; stocken; stoppen; vereinbaren; verhaften; verspäten; verzichten; verzögern; vollenden; zum Stillstand bringen; zum Stillstand kommen; zurückhalten; zurücktreten
bloquer anhalten; aufhören; bremsen; stoppen absperren; beeinträchtigen; belästigen; blockieren; entgegen wirken; entgegentreten; entgegenwirken; ertragen; festfahren; flach legen; hindern; niederlegen; sperren; stören; unterbrechen; verbarrikadieren; vereiteln; verhindern; verrammeln; versperren; verstellen; zusperren
cesser anhalten; aufhören; bremsen; stoppen abbrechen; anhalten; aufhalten; aufhören; ausscheiden; beenden; beschließen; enden; etwas aufgeben; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; halten; hemmen; hinhalten; schließen; stocken; verspäten; verzichten; verzögern; vollenden; zurücktreten
donner un coup de frein abbremsen; bremsen; stoppen
freiner abbremsen; bremsen; stoppen abbremsen
ralentir abbremsen; bremsen; stoppen Tempo verlangsamen; abbremsen; anhalten; aufhalten; aufschieben; hemmen; hinausschieben; hinhalten; stocken; verspäten; verzögern; zaudern; zögern
stopper anhalten; aufhören; bremsen; stoppen Einhalt gebieten; abbrechen; abhalten; ablaufen; abmachen; absetzen; abstellen; abstoppen; anhalten; aufhalten; aufhören; beenden; behindern; beschließen; bestimmen; einstellen; enden; entgegenarbeiten; entgegenwirken; entscheiden; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; festlegen; festsetzen; halten; hindern; hintertreiben; konterkarieren; schließen; sstoppen; stagnieren; stillsetzen; stoppen; stutzen; vereinbaren; vergehen; verstreichen; vollenden; vorbei gehen; zum Stillstand bringen; zurückhalten

Synoniemen voor "bremsen":


Wiktionary: bremsen

bremsen
verb
  1. etwas oder jemanden zur Verringerung der Geschwindigkeit von Bewegungen, Prozessen, Handlungen, Entwicklungen veranlassen, bringen; etwas oder jemanden verlangsamen
  2. die Geschwindigkeit, das Tempo verringern, vermindern, verlangsamen
bremsen
Cross Translation:
FromToVia
• bremsen → freiner ↔ brake — to operate brakes
• bremsen → freiner ↔ remmen — snelheid doen verminderen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0615 seconde
Page rendered in 1.0 seconds