Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Falte

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Falte

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Falte:
  2. falten:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Falte (Duits) in het Frans

Falte:

Falte [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Falte (Gesichtsfalte; Leitung; Schnur; )
    la ride; le pli; le sillon; la ligne; le trait
    • ride [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pli [le ~] zelfstandig naamwoord
    • sillon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • ligne [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trait [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Falte
    le faux pli
  3. die Falte (Wurf; Runzel)
    le pli; le plissage; la fronce; le plissement
    • pli [le ~] zelfstandig naamwoord
    • plissage [le ~] zelfstandig naamwoord
    • fronce [la ~] zelfstandig naamwoord
    • plissement [le ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Falte (Hautfalte; Runzel)
    la ride
    • ride [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Falte:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faux pli Falte
fronce Falte; Runzel; Wurf
ligne Abnehmen; Ende; Falte; Gerade; Gesichtsfalte; Kräuselung; Leine; Leitung; Schnur; Zeile Angelschnur; Datensatz; Fassade; Fischleine; Front; Kette; Leine; Leitung; Linie; Reihe; Schlange; Schreiblinie; Serie; Strich; Vorderseite; Zeile; vordere Ende
pli Abnehmen; Ende; Falte; Gerade; Gesichtsfalte; Kräuselung; Leine; Leitung; Runzel; Schnur; Wurf; Zeile Eselsohr; Sattel
plissage Falte; Runzel; Wurf
plissement Falte; Runzel; Wurf
ride Abnehmen; Ende; Falte; Gerade; Gesichtsfalte; Hautfalte; Kräuselung; Leine; Leitung; Runzel; Runzeln; Schnur; Zeile Falz; Furche; Kannelüre; Rille; Rinne
sillon Abnehmen; Ende; Falte; Gerade; Gesichtsfalte; Kräuselung; Leine; Leitung; Schnur; Zeile Einschnitt; Falz; Furche; Kannelüre; Linie; Nut; Rille; Rinne; Schlitz; Strichelchen; Strichlein; kleine Linie
trait Abnehmen; Ende; Falte; Gerade; Gesichtsfalte; Kräuselung; Leine; Leitung; Schnur; Zeile Anschnauzer; Anziehen; Besonderheit; Charakterbeschreibung; Charaktereigenschaft; Charakterisierung; Charakteristik; Charakterschilderung; Charakterskizze; Charakterzug; Eigenart; Eigenschaft; Einschläge; Einschnitt; Federstrich; Flanke; Geschimpfe; Gesichtszug; Kennzeichen; Kennzeichnung; Kratzer; Linie; Pinselstrich; Ruck; Schluck; Schnörkel; Spur; Strich; Strichelchen; Strichlein; Zug; Zug von eine Zigarette; erste Zug; kleine Linie
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
ligne Zeile

Synoniemen voor "Falte":


Wiktionary: Falte

Falte
noun
  1. längliche Unebenheit in ebenen, glatten Oberflächen insbesondere bei textilen Stoffen, Papier, Haut und Ähnlichem
Falte
noun
  1. Pli qui se forme sur la peau
  2. Grand pli qu’offre un terrain
  3. tranchée que le soc, le coutre de la charrue ouvre dans la terre qu’on laboure.
Cross Translation:
FromToVia
• Falte → pli ↔ crease — mark made by folding
• Falte → pliure; pli ↔ fold — bend or crease
• Falte → pli ↔ pleat — fold in a fabric of a garment
• Falte → aspérité ↔ wrinkle — a furrow in a smooth surface
• Falte → ride ↔ wrinkle — a line or crease in the skin

falten:

falten werkwoord (falte, faltest, faltet, faltete, faltetet, gefaltet)

  1. falten (zusammenfalten; umfalten; falzen)
    plier; déplier; replier; se déplier; plier en deux; rabattre
    • plier werkwoord (plie, plies, plions, pliez, )
    • déplier werkwoord (déplie, déplies, déplions, dépliez, )
    • replier werkwoord (replie, replies, replions, repliez, )
    • se déplier werkwoord
    • plier en deux werkwoord
    • rabattre werkwoord (rabats, rabat, rabattons, rabattez, )
  2. falten (entfalten; offenfalten)
    dérouler; déplier; se déplier; étendre; déployer; étaler; plier
    • dérouler werkwoord (déroule, déroules, déroulons, déroulez, )
    • déplier werkwoord (déplie, déplies, déplions, dépliez, )
    • se déplier werkwoord
    • étendre werkwoord (étends, étend, étendons, étendez, )
    • déployer werkwoord (déploie, déploies, déployons, déployez, )
    • étaler werkwoord (étale, étales, étalons, étalez, )
    • plier werkwoord (plie, plies, plions, pliez, )
  3. falten (umfalten; umknicken)
    plier
    • plier werkwoord (plie, plies, plions, pliez, )
  4. falten (zusammenfalten; zusammenlegen)
    plier en deux
  5. falten (zusammenfalten)
    plier; plier en deux
    • plier werkwoord (plie, plies, plions, pliez, )
    • plier en deux werkwoord
  6. falten (runzligwerden; schrumpfen; einschrumpfen; )
    se recroqueviller; se racornir; se rétrécir en séchant; se ratatiner; se rabrougir
  7. falten (umknicken; umfalten)
    plier; fléchir; fléchir en deux
    • plier werkwoord (plie, plies, plions, pliez, )
    • fléchir werkwoord (fléchis, fléchit, fléchissons, fléchissez, )
    • fléchir en deux werkwoord
  8. falten
    fripper

Conjugations for falten:

Präsens
  1. falte
  2. faltest
  3. faltet
  4. falten
  5. faltet
  6. falten
Imperfekt
  1. faltete
  2. faltetest
  3. faltete
  4. falteten
  5. faltetet
  6. falteten
Perfekt
  1. habe gefaltet
  2. hast gefaltet
  3. hat gefaltet
  4. haben gefaltet
  5. habt gefaltet
  6. haben gefaltet
1. Konjunktiv [1]
  1. falte
  2. faltest
  3. falte
  4. falten
  5. faltet
  6. falten
2. Konjunktiv
  1. faltete
  2. faltetest
  3. faltete
  4. falteten
  5. faltetet
  6. falteten
Futur 1
  1. werde falten
  2. wirst falten
  3. wird falten
  4. werden falten
  5. werdet falten
  6. werden falten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde falten
  2. würdest falten
  3. würde falten
  4. würden falten
  5. würdet falten
  6. würden falten
Diverses
  1. falte!
  2. faltet!
  3. falten Sie!
  5. gefaltet
  6. faltend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor falten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
déplier entfalten; falten; falzen; offenfalten; umfalten; zusammenfalten aufklappen; aufschlagen
déployer entfalten; falten; offenfalten ausbilden; auseinanderfalten; auslegen; bereitlegen; bereitstellen; bilden; entfalten; entwickeln; formen; heranbilden; zurechtlegen
dérouler entfalten; falten; offenfalten Wasser abführen; Wasser ableiten; abwenden; abwickeln; abwinden; aufrollen; ausrollen; einleiten; entrollen
fléchir falten; umfalten; umknicken Ehre bezeugen; auswringen; beugen; biegen; durchbiegen; durchzechen; einbrechen; einstürzen; hinneigen; knicken; krummbiegen; krümmen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen; wringen; zu einer Denkart neigen
fléchir en deux falten; umfalten; umknicken
fripper falten
plier entfalten; falten; falzen; offenfalten; umfalten; umknicken; zusammenfalten Ehre bezeugen; auswringen; beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen; wringen; zu einer Denkart neigen
plier en deux falten; falzen; umfalten; zusammenfalten; zusammenlegen zusammenfalten; zusammenklappen
rabattre falten; falzen; umfalten; zusammenfalten abfeilschen; abhandeln; brechen; einschlagen; feilschen; handeln; herunterhandeln; kaputtschlagen; zerbrechen; zerschlagen; zerschmeissen; zerschmettern; zertrümmern
replier falten; falzen; umfalten; zusammenfalten biegen; einfalten; hochklappen; umbiegen; verbiegen
se déplier entfalten; falten; falzen; offenfalten; umfalten; zusammenfalten ausschwermen; sich ausspreiten
se rabrougir einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen
se racornir einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen
se ratatiner einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen zusammenschrumpfen
se recroqueviller einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen
se rétrécir en séchant einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen
étaler entfalten; falten; offenfalten auffallen; ausdehnen; aushängen; auslegen; ausreiben; ausstechen; ausstellen; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; bereitlegen; bereitstellen; darbieten; darstellen; glänzen; hinausragen; prahlen; prunken; präsentieren; schwellen; streuen; verteilen; vorführen; vorspringen; vorweisen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen; zurechtlegen; überragen
étendre entfalten; falten; offenfalten abschweifen; ankommen; anspannen; aufhäufeln; aufhäufen; aufkommen; aufstocken; aufziehen; ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; aushängen; aushöhlen; auskommen; auslegen; ausreiben; ausschweifen; ausspielen; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; ausweiten; bereitlegen; bereitstellen; beziehen; dehnen; eingestehen; ergehen; ergänzen; erhöhen; erweitern; expandieren; hergeben; herumgeben; hinhalten; münden; recken; reichen; schlüpfen; schwellen; spannen; steigern; strecken; streuen; verbreiten; verbreitern; vergrößern; verlängern; vermehren; verteilen; vertiefen; zunehmen; zurechtlegen; überreichen

Synoniemen voor "falten":


Wiktionary: falten

falten
verb
  1. umbiegen und zusammenlegen
falten
verb
  1. Mettre en double... (sens général)
Cross Translation:
FromToVia
• falten → plier ↔ fold — bend (thin material) over
• falten → plier ↔ fold — make the proper arrangement (in a thin material) by bending
• falten → plier ↔ vouwen — twee delen over een naad tezamen buigen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0486 seconde
Page rendered in 1.0 seconds