Duits

Uitgebreide vertaling voor Hieb (Duits) in het Frans

Hieb:

Hieb [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Hieb (Abschlag)
    la balafre; le coup de hache
  2. der Hieb (Schlag; Klaps; leichter Schlag)
    le coup; le petit coup; la gifle; la claque; la tape
    • coup [le ~] zelfstandig naamwoord
    • petit coup [le ~] zelfstandig naamwoord
    • gifle [la ~] zelfstandig naamwoord
    • claque [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tape [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Hieb (Schlag; Puff; Maulschelle; )
    la baffe; la torgnole; le pain; la gifle; la beigne; la claque; le coup dur; le petit coup; le coup; l'heurt
    • baffe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • torgnole [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pain [le ~] zelfstandig naamwoord
    • gifle [la ~] zelfstandig naamwoord
    • beigne [la ~] zelfstandig naamwoord
    • claque [la ~] zelfstandig naamwoord
    • coup dur [le ~] zelfstandig naamwoord
    • petit coup [le ~] zelfstandig naamwoord
    • coup [le ~] zelfstandig naamwoord
    • heurt [le ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Hieb (Schlag; Klaps)
    le coup; la gifle; la claque
    • coup [le ~] zelfstandig naamwoord
    • gifle [la ~] zelfstandig naamwoord
    • claque [la ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Hieb (Ohrfeige; derber Schlag)
    la claque; la calotte
    • claque [la ~] zelfstandig naamwoord
    • calotte [la ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Hieb (Faustschlag; Schlag; Handschlag; Klaps)
    le coup de poing; la claque; le coup; la torgnole
  7. der Hieb
    la torgniole; la bourrade; la beigne
  8. der Hieb (Klaps; Puff)
    la chataîgne; le marron; le gnon
    • chataîgne [la ~] zelfstandig naamwoord
    • marron [le ~] zelfstandig naamwoord
    • gnon [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Hieb:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baffe Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag
balafre Abschlag; Hieb Einkerbung; Einschnitt; Kerbe; Kerbung; Säbelhieb
beigne Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag
bourrade Hieb Anstoßen; Anstöße
calotte Hieb; Ohrfeige; derber Schlag Käppchen; Käppi; Maulschelle; Ohrfeige
chataîgne Hieb; Klaps; Puff
claque Bums; Faustschlag; Handschlag; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag; derber Schlag; leichter Schlag Hau; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Stoß
coup Bums; Faustschlag; Handschlag; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag; leichter Schlag Anprall; Anstoß; Beule; Bums; Delle; Eindruck; Eindrücke; Einsenkung; Einstülpung; Fall; Fußtritt; Glockenschlag; Hau; Kapriole; Klaps; Knall; Kniff; Krach; Manöver; Messerstich; Plumps; Puff; Putsch; Schachzug; Schlag; Schluck; Schuß; Spielzug; Spritzer; Spur; Staatsstreich; Stich; Stoß; Verbeulung; Zug; Zusammenstoß; ein blauer Stelle; leichter Stoß; schnelleNummer
coup de hache Abschlag; Hieb
coup de poing Faustschlag; Handschlag; Hieb; Klaps; Schlag
coup dur Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag
gifle Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag; leichter Schlag Hau; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Stoß
gnon Hieb; Klaps; Puff Brocken; Klumpen; hämmerndes Geräusch
heurt Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag Anprall; Anstoß; Auseinandersetzung; Balgerei; Beben; Bums; Diskussion; Erschütterung; Fehde; Friktion; Gefecht; Irrgarten; Kampf; Kollision; Konflikt; Krach; Kämpfe; Labyrinth; Meinungsverschiedenheit; Puff; Reibung; Ringen; Ringkampf; Ruck; Schlacht; Schlag; Schlägerei; Spektakel; Stoß; Streit; Streitgespräch; Streitigkeit; Twist; Uneinigkeit; Wettkampf; Wortwechsel; Zank; Zusammenstoß; Zwietracht; erschütternde Bewegung; leichter Stoß
marron Hieb; Klaps; Puff Dreck; Klacks; Klecks; Klumpen; Matsch; Schlamm; Schmutz
pain Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag Brot
petit coup Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag; leichter Schlag Anprall; Anstoß; Bums; Klaps; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; kleiner Schlag; leichter Schlag; leichter Stoß
tape Hieb; Klaps; Schlag; leichter Schlag Auswirkung; Effekt; Fangen; Fangspiel; Hau; Klaps; Stoß; Wirkung; leichter Schlag
torgniole Hieb
torgnole Bums; Faustschlag; Handschlag; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag

Synoniemen voor "Hieb":


Wiktionary: Hieb

Hieb
noun
  1. heftiger Schlag mit einem scharfen Gegenstand
Hieb
noun
  1. guerre|fr combat général entre deux armées.
  2. impression que fait un corps sur un autre en le frappant.

Cross Translation:
FromToVia
Hieb coup hit — blow, punch
Hieb coup stroke — blow
Hieb gnon; beigne hengst — harde klap

hauen:

hauen werkwoord (haue, haust, haut, hieb, hiebt, gehauen)

  1. hauen (ausschlagen; treten; stoßen)
    botter; donner des coups de pied; frapper du pied
    • botter werkwoord (botte, bottes, bottons, bottez, )
    • frapper du pied werkwoord
  2. hauen (schlagen; hämmern; rammen)
    battre; frapper; donner des coups de marteau; se heurter contre; heurter; cogner; enfoncer à coups de bélier; marteler; taper; éperonner; tabasser; tamponner
    • battre werkwoord (bats, bat, battons, battez, )
    • frapper werkwoord (frappe, frappes, frappons, frappez, )
    • se heurter contre werkwoord
    • heurter werkwoord (heurte, heurtes, heurtons, heurtez, )
    • cogner werkwoord (cogne, cognes, cognons, cognez, )
    • marteler werkwoord (martèle, martèles, martelons, martelez, )
    • taper werkwoord (tape, tapes, tapons, tapez, )
    • éperonner werkwoord (éperonne, éperonnes, éperonnons, éperonnez, )
    • tabasser werkwoord (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, )
    • tamponner werkwoord (tamponne, tamponnes, tamponnons, tamponnez, )
  3. hauen (hämmern; rammen; schlagen)
    tabasser; frapper; donner des coups de marteau; cogner; travailler au marteau; battre; taper; marteler; tamponner
    • tabasser werkwoord (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, )
    • frapper werkwoord (frappe, frappes, frappons, frappez, )
    • cogner werkwoord (cogne, cognes, cognons, cognez, )
    • battre werkwoord (bats, bat, battons, battez, )
    • taper werkwoord (tape, tapes, tapons, tapez, )
    • marteler werkwoord (martèle, martèles, martelons, martelez, )
    • tamponner werkwoord (tamponne, tamponnes, tamponnons, tamponnez, )
  4. hauen (einen Klaps geben; schlagen)
    frapper
    • frapper werkwoord (frappe, frappes, frappons, frappez, )
  5. hauen (Bäume fällen; kappen; umhauen; )
    abattre; abattre des arbres
    • abattre werkwoord (abbats, abbat, abbattons, abbattez, )
    • abattre des arbres werkwoord
  6. hauen (hart schlagen; schlagen; rammen; )
    frapper; battre; fouetter; taper; cogner; heurter
    • frapper werkwoord (frappe, frappes, frappons, frappez, )
    • battre werkwoord (bats, bat, battons, battez, )
    • fouetter werkwoord (fouette, fouettes, fouettons, fouettez, )
    • taper werkwoord (tape, tapes, tapons, tapez, )
    • cogner werkwoord (cogne, cognes, cognons, cognez, )
    • heurter werkwoord (heurte, heurtes, heurtons, heurtez, )
  7. hauen (prügeln)
    tabasser; matraquer; rouer de coups
    • tabasser werkwoord (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, )
    • matraquer werkwoord (matraque, matraques, matraquons, matraquez, )
    • rouer de coups werkwoord
  8. hauen (prügeln)
    tabasser; rosser; rouer de coups; donner une raclée; mettre des coups
    • tabasser werkwoord (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, )
    • rosser werkwoord (rosse, rosses, rossons, rossez, )
    • rouer de coups werkwoord
    • donner une raclée werkwoord
    • mettre des coups werkwoord

Conjugations for hauen:

Präsens
  1. haue
  2. haust
  3. haut
  4. hauen
  5. haut
  6. hauen
Imperfekt
  1. hieb
  2. hiebst
  3. hieb
  4. hieben
  5. hiebt
  6. hieben
Perfekt
  1. habe gehauen
  2. hast gehauen
  3. hat gehauen
  4. haben gehauen
  5. habt gehauen
  6. haben gehauen
1. Konjunktiv [1]
  1. haue
  2. hauest
  3. haue
  4. hauen
  5. hauet
  6. hauen
2. Konjunktiv
  1. hiebe
  2. hiebest
  3. hiebe
  4. hieben
  5. hiebet
  6. hieben
Futur 1
  1. werde hauen
  2. wirst hauen
  3. wird hauen
  4. werden hauen
  5. werdet hauen
  6. werden hauen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde hauen
  2. würdest hauen
  3. würde hauen
  4. würden hauen
  5. würdet hauen
  6. würden hauen
Diverses
  1. haue!
  2. haut!
  3. hauen Sie!
  4. gehauen
  5. hauend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor hauen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
battre abhämmern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abattre Bäume fällen; abholzen; fällen; hacken; hauen; kappen; umhacken; umhauen; umschlagen abbrechen; abhauen; abhouwen; abschießen; auseinandernehmen; brechen; deprimieren; entzwei gehen; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fertigmachen; fusilieren; fällen; ganz kaputt und auseinander holen; herabschiessen; herabspringen; herunterschiessen; hinunterschiessen; in Stücke brechen; kappen; niederschießen; niederschlagen; schießen auf; schlachten; schnell nach unten schießen; totschießen; töten; umblasen; umbringen; umhauen; umkippen; umschlagen; umwehen; wegbrechen; zerbrechen; zu Boden schlagen; über den Haufen schießen
abattre des arbres Bäume fällen; abholzen; fällen; hacken; hauen; kappen; umhacken; umhauen; umschlagen
battre dreschen; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; schlagen; verkloppen abklopfen; abschlagen; anschüren; anstoßen; antun; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; bekämpfen; berühren; besiegen; bestreiten; betreffen; bewegen; buttern; erregen; fechten; hin und her schlagen; hämmern; hämmern mit ein Hammer; klappern; klopfen; kämpfen; pochen; quirlen; rühren; schlagen; schnalzen; schüren; streiten; ticken; tippen; treffen; umruhren
botter ausschlagen; hauen; stoßen; treten
cogner dreschen; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; schlagen; verkloppen abklopfen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; berühren; klopfen; knuffen; kollidieren; pochen; puffen; stoßen; ticken; tippen; zusammenprallen; zusammenstoßen
donner des coups de marteau hauen; hämmern; rammen; schlagen hämmern; hämmern mit ein Hammer
donner des coups de pied ausschlagen; hauen; stoßen; treten anstoßen
donner une raclée hauen; prügeln Schläge austeilen; durchprügeln; verprügeln; zerfetzen; zusammenschlagen
enfoncer à coups de bélier hauen; hämmern; rammen; schlagen
fouetter dreschen; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; schlagen; verkloppen bestrafen; durchprügeln; kasteien; quirlen; schneiden; strafen; verprügeln; zusammenschlagen; züchtigen
frapper dreschen; einen Klaps geben; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; schlagen; verkloppen abklopfen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; berühren; einen Hieb geben; einen Puff geben; frappieren; hämmern; hämmern mit ein Hammer; klopfen; knuffen; pochen; puffen; stoßen; ticken; tippen
frapper du pied ausschlagen; hauen; stoßen; treten aufstampfen; strampeln
heurter dreschen; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; schlagen; verkloppen abklopfen; anfahren; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufprallen; aufstampfen; aufstossen; berühren; bimmeln; bumsen; erschüttern; fehlschlagen; hämmern; klingeln; klopfen; kollidieren; läuten; pochen; rammen; schellen; schockieren; stoßen; ticken; tippen; versagen; zusammenprallen; zusammenstoßen
marteler hauen; hämmern; rammen; schlagen akzentuieren; betonen
matraquer hauen; prügeln
mettre des coups hauen; prügeln
rosser hauen; prügeln abtrocknen; durchprügeln; trocknen; verprügeln; zusammenschlagen
rouer de coups hauen; prügeln durchprügeln; verprügeln; zusammenschlagen
se heurter contre hauen; hämmern; rammen; schlagen
tabasser hauen; hämmern; prügeln; rammen; schlagen balgen; bekämpfen; bestreiten; durchprügeln; schlagen; sich duellieren; sich keilen; sich raufen; streiten; verprügeln; zusammenschlagen
tamponner hauen; hämmern; rammen; schlagen abstempeln; abtupfen; anfeuchten; ausgleichen; befeuchten; prägen; stempeln; tupfen
taper dreschen; hart schlagen; hauen; hämmern; rammen; schlagen; verkloppen abdichten; abklopfen; abschliessen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; berühren; eingeben; hämmern; hämmern mit ein Hammer; klopfen; knuffen; pochen; puffen; schließen; sperren; stoßen; ticken; tippen; verschließen; zumachen
travailler au marteau hauen; hämmern; rammen; schlagen
éperonner hauen; hämmern; rammen; schlagen anfeuern; animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; fördern; jemand motivieren; jemanden zu etwas ermuntern; motivieren; provuzieren; stimulieren

Synoniemen voor "hauen":



Verwante vertalingen van Hieb