Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Kippe

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Kippe

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Kippe:
  2. kippen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Kippe (Duits) in het Frans

Kippe:

Kippe [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Kippe (Zigarette)
    la cigarette; la clope; le mégot; la sèche
    • cigarette [la ~] zelfstandig naamwoord
    • clope [la ~] zelfstandig naamwoord
    • mégot [le ~] zelfstandig naamwoord
    • sèche [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Kippe
    la clope; le mégot
    • clope [la ~] zelfstandig naamwoord
    • mégot [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Kippe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cigarette Kippe; Zigarette
clope Kippe; Zigarette
mégot Kippe; Zigarette
sèche Kippe; Zigarette
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sèche auf einmal; jählings; plötzlich; schlagartig; unerwartet; unverhofft; unvermittelt; unvermutet; unversehens; unvorhergesehen

Synoniemen voor "Kippe":


Wiktionary: Kippe

Kippe
noun
  1. umgangssprachlich: Zigarettenstummel, auch für Zigarette
Kippe
noun
  1. au masculin (vieilli) (familier, fr) mégot.
  2. bout qui reste d’un cigare ou d’une cigarette quand on a fini de les fumer.
Cross Translation:
FromToVia
• Kippe → mégot ↔ butt — remnant of a smoked cigarette or cigar

kippen:

kippen werkwoord (kippe, kippst, kippt, kippte, kipptet, gekippt)

  1. kippen (kentern; kanten; umkippen)
    basculer; se renverser; retourner; chavirer
    • basculer werkwoord (bascule, bascules, basculons, basculez, )
    • se renverser werkwoord
    • retourner werkwoord (retourne, retournes, retournons, retournez, )
    • chavirer werkwoord (chavire, chavires, chavirons, chavirez, )
  2. kippen (kentern; umfallen)
    plonger; mettre sur le côté; basculer; renverser; tremper; chavirer; retourner
    • plonger werkwoord (plonge, plonges, plongeons, plongez, )
    • basculer werkwoord (bascule, bascules, basculons, basculez, )
    • renverser werkwoord (renverse, renverses, renversons, renversez, )
    • tremper werkwoord (trempe, trempes, trempons, trempez, )
    • chavirer werkwoord (chavire, chavires, chavirons, chavirez, )
    • retourner werkwoord (retourne, retournes, retournons, retournez, )
  3. kippen (taumeln; umfallen; umkippen; purzeln; stolpern)
    tomber; dégringoler; basculer; culbuter
    • tomber werkwoord (tombe, tombes, tombons, tombez, )
    • dégringoler werkwoord (dégringole, dégringoles, dégringolons, dégringolez, )
    • basculer werkwoord (bascule, bascules, basculons, basculez, )
    • culbuter werkwoord (culbute, culbutes, culbutons, culbutez, )
  4. kippen (umschlagen; kentern)
    soulever; retourner
    • soulever werkwoord (soulève, soulèves, soulevons, soulevez, )
    • retourner werkwoord (retourne, retournes, retournons, retournez, )
  5. kippen
    renverser
    • renverser werkwoord (renverse, renverses, renversons, renversez, )
  6. kippen (taumeln; stürzen; fallen; )
    tomber; renverser; basculer; dégringoler; culbuter; faire la culbute
    • tomber werkwoord (tombe, tombes, tombons, tombez, )
    • renverser werkwoord (renverse, renverses, renversons, renversez, )
    • basculer werkwoord (bascule, bascules, basculons, basculez, )
    • dégringoler werkwoord (dégringole, dégringoles, dégringolons, dégringolez, )
    • culbuter werkwoord (culbute, culbutes, culbutons, culbutez, )
    • faire la culbute werkwoord

Conjugations for kippen:

Präsens
  1. kippe
  2. kippst
  3. kippt
  4. kippen
  5. kippt
  6. kippen
Imperfekt
  1. kippte
  2. kipptest
  3. kippte
  4. kippten
  5. kipptet
  6. kippten
Perfekt
  1. habe gekippt
  2. hast gekippt
  3. hat gekippt
  4. haben gekippt
  5. habt gekippt
  6. haben gekippt
1. Konjunktiv [1]
  1. kippe
  2. kippest
  3. kippe
  4. kippen
  5. kippet
  6. kippen
2. Konjunktiv
  1. kippte
  2. kipptest
  3. kippte
  4. kippten
  5. kipptet
  6. kippten
Futur 1
  1. werde kippen
  2. wirst kippen
  3. wird kippen
  4. werden kippen
  5. werdet kippen
  6. werden kippen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kippen
  2. würdest kippen
  3. würde kippen
  4. würden kippen
  5. würdet kippen
  6. würden kippen
Diverses
  1. kipp!
  2. kippt!
  3. kippen Sie!
  5. gekippt
  6. kippend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor kippen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
basculer einenPurzelbaumschlagen; fallen; fliegen; hinfallen; kanten; kentern; kippen; purzeln; stolpern; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen auf den Boden fallen; ausrutschen; fallen; fliegen; hinfallen; hinuntenfallen; kentern; purzeln; stolpern; straucheln; stürzen; umfallen; umkippen; umschlagen; umstürzen; wechseln
chavirer kanten; kentern; kippen; umfallen; umkippen kentern; umkippen; umschlagen
culbuter einenPurzelbaumschlagen; fallen; fliegen; hinfallen; kippen; purzeln; stolpern; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen auf den Boden fallen; hinuntenfallen; umfallen; umstürzen
dégringoler einenPurzelbaumschlagen; fallen; fliegen; hinfallen; kippen; purzeln; stolpern; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen auf den Boden fallen; hinuntenfallen
faire la culbute einenPurzelbaumschlagen; fallen; fliegen; hinfallen; kippen; purzeln; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen ausrutschen; fallen; fliegen; hinfallen; purzeln; stolpern; straucheln; stürzen
mettre sur le côté kentern; kippen; umfallen
plonger kentern; kippen; umfallen eintauchen; eintunken; herabspringen; herabstossen; planschen; plumpsen; tauchen; untertauchen
renverser einenPurzelbaumschlagen; fallen; fliegen; hinfallen; kentern; kippen; purzeln; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen ausrutschen; biegen; fallen; fliegen; hinfallen; hinunterstossen; hinüberfahren; jemanden zu Fall bringen; kehren; mitreißen; modifizieren; purzeln; stolpern; straucheln; stürzen; umbiegen; umblasen; umdrehen; umfahren; umkehren; umkippen; umreißen; umschlagen; umschütten; umspringen; umstoßen; umstürzen; umwehen; umwerfen; überfahren
retourner kanten; kentern; kippen; umfallen; umkippen; umschlagen drehen; eindrehen; erstatten; etwas umdrehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kreiseln; kugeln; reformieren; reorganisieren; rollen; rotieren; rückerstatten; schwenken; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; spiegeln; transformieren; umdrehen; umkehren; umlegen; umsetzen; umstellen; umwandeln; umwenden; verdrehen; verkehren; verwandeln; wenden; wiedergeben; wiederkehren; zurückbringen; zurückerstatten; zurückfahren; zurückgeben; zurückgehen; zurückkehren; zurückreisen; zurückschaffen; zurückschicken; zurücksenden; zurückwerfen; zurückzahlen; zürückschicken
se renverser kanten; kentern; kippen; umkippen
soulever kentern; kippen; umschlagen anheben; annehmen; aufarbeiten; aufbringen; aufheben; aufholen; aufhöhen; aufmotzen; aufpolieren; aufs Tapet bringen; aufstocken; aufwehen; aufwirbeln; aufziehen; ausbessern; ausheben; emporheben; emporziehen; entnehmen; erheben; erhöhen; heben; heraufheben; herauftragen; herauslösen; herausziehen; herbeiziehen; hinaufbringen; hinaufführen; hinaufgehen; hinaufschrauben; hinzuziehen; hissen; hochheben; hochnehmen; hochschrauben; hochziehen; nach oben ziehen; postulieren; suggerieren; umhochziehen; verbesseren; verbessern; vorbringen; zur Sprache bringen; zuziehen
tomber einenPurzelbaumschlagen; fallen; fliegen; hinfallen; kippen; purzeln; stolpern; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen abhängen; abrutschen; absteigen; abstürzen; an Land gehen; anlegen; aus Zink; ausrutschen; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; fliegen; galvanisieren; herabdonnern; herabfallen; herabsacken; herabsteigen; herunterhängen; herunterrutschen; heruntersteigen; herunterstürzen; hinabsteigen; hinabstürzen; hinfallen; hingeraten; hinkommen; hinunterfallen; hinunterkommen; hinuntersteigen; hinunterstürzen; hängen; niedersteigen; niederstürzen; purzeln; sausen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; stolpern; straucheln; stürzen; umfallen; umstürzen; versenken; versinken; verzinken; zinken; zurechtkommen
tremper kentern; kippen; umfallen abhärten; anfeuchten; aufweichen; befeuchten; durchtränken; durchtränken mit flüssigem; eintauchen; eintunken; einweichen; hartmachen; härten; imprägnieren; quellen; senken; stählen; tauchen; trenken; tränken; untertauchen; verhärten

Synoniemen voor "kippen":


Wiktionary: kippen

kippen
verb
  1. (intransitiv) Ökologie:
  2. (intransitiv) aus dem Gleichgewicht geraten und stürzen; über eine Kante fallen
  3. (intransitiv) umschlagen; schlagartig von einem Zustand in einen negativen Zustand wechseln
  4. (transitiv) übertragen: verhindern, scheitern lassen
  5. (transitiv) etwas durch Schrägstellen aus einem Gefäß schütten
  6. (transitiv) etwas schräg stellen, in Schräglage bringen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0454 seconde
Page rendered in 1.0 seconds