Duits

Uitgebreide vertaling voor Laden (Duits) in het Frans

Laden vorm van laden:

laden werkwoord (lade, lädst, lädt, ladete, ladetet, geladen)

  1. laden (beladen; einladen; befrachten; aufladen)
    charger; recharger; affréter; fréter; équiper
    • charger werkwoord (charge, charges, chargeons, chargez, )
    • recharger werkwoord (recharge, recharges, rechargeons, rechargez, )
    • affréter werkwoord (affrète, affrètes, affrétons, affrétez, )
    • fréter werkwoord (frète, frètes, frétons, frétez, )
    • équiper werkwoord (équipe, équipes, équipons, équipez, )
  2. laden (einladen; aufladen; verladen; befrachten; beladen)
    embarquer; charger; affréter
    • embarquer werkwoord (embarque, embarques, embarquons, embarquez, )
    • charger werkwoord (charge, charges, chargeons, chargez, )
    • affréter werkwoord (affrète, affrètes, affrétons, affrétez, )
  3. laden (aufladen)
    charger; charger un fusil
    • charger werkwoord (charge, charges, chargeons, chargez, )
    • charger un fusil werkwoord
  4. laden (herausfordern; aufrufen; auffordern; )
    convoquer; appeler; appeler à; sommer; remémorer; citer en justice; interpeller; notifier; intimer; assigner en justice; paraître devant le tribunal; sommer de
    • convoquer werkwoord (convoque, convoques, convoquons, convoquez, )
    • appeler werkwoord (appelle, appelles, appelons, appelez, )
    • appeler à werkwoord
    • sommer werkwoord (somme, sommes, sommons, sommez, )
    • remémorer werkwoord (remémore, remémores, remémorons, remémorez, )
    • citer en justice werkwoord
    • interpeller werkwoord (interpelle, interpelles, interpellons, interpellez, )
    • notifier werkwoord (notifie, notifies, notifions, notifiez, )
    • intimer werkwoord (intime, intimes, intimons, intimez, )
    • sommer de werkwoord
  5. laden (elektricität aufladen; belasten; einladen; )
    recharger; charger
    • recharger werkwoord (recharge, recharges, rechargeons, rechargez, )
    • charger werkwoord (charge, charges, chargeons, chargez, )

Conjugations for laden:

Präsens
  1. lade
  2. lädst
  3. lädt
  4. laden
  5. ladet
  6. laden
Imperfekt
  1. ladete
  2. ladetest
  3. ladete
  4. ladeten
  5. ladetet
  6. ladeten
Perfekt
  1. habe geladen
  2. hast geladen
  3. hat geladen
  4. haben geladen
  5. habt geladen
  6. haben geladen
1. Konjunktiv [1]
  1. lade
  2. ladest
  3. lade
  4. laden
  5. ladet
  6. laden
2. Konjunktiv
  1. ladete
  2. ladetest
  3. ladete
  4. ladeten
  5. ladetet
  6. ladeten
Futur 1
  1. werde laden
  2. wirst laden
  3. wird laden
  4. werden laden
  5. werdet laden
  6. werden laden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde laden
  2. würdest laden
  3. würde laden
  4. würden laden
  5. würdet laden
  6. würden laden
Diverses
  1. lade!
  2. ladet!
  3. laden Sie!
  4. geladen
  5. ladend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor laden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
convoquer Ankündigen; Anmelden; Ansagen; Anschreiben
sommer Ankündigen; Anmelden; Ansagen; Anschreiben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
affréter aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden; verladen
appeler auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen Versetz antragen; anreden; anrufen; ansprechen; antragen; appellieren; aufbieten; aufrufen; benennen; einberufen; ernennen; herbeirufen; hereinrufen; hineinholen; hineinrufen; kommen lassen; kreischen; lautauf schreien; nennen; rufen; schreien; telefonieren; vor Gericht laden; vorladen; zu sich rufen; zurufen; zuziehen
appeler à auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen herbeirufen; rufen; zurufen; zuziehen
assigner en justice auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen
charger aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden; verladen Schwerer machen; abfüllen; andicken; anfüllen; anklagen; aufbauschen; aufblasen; aufladen; auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; beladen; belasten; beschuldigen; beschweren; elektrizieren; erlassen; erschweren; gebieten; herrschen; insinuieren; kommandieren; regieren; schwerer machen; unterstellen; verdächtigen; verladen; verstärken; zustellen; übertreiben
charger un fusil aufladen; laden
citer en justice auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen vor Gericht laden; vorladen
convoquer auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen ansagen; anschreiben; aufbieten; aufrufen; einberufen; herbeirufen; kommen lassen; kundgeben; rufen; vorladen; zu sich rufen; zurufen; zusammenrufen; zuziehen
embarquer aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden; verladen abfahren; abreisen; ausschiffen; einschiffen; einsteigen; entern; fortfahren; fortreisen; wegfahren; wegreisen
fréter aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden
interpeller auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen ausforschen; interpellieren; nachfragen bei; nachrufen; rufen; weiter fragen; zurufen
intimer auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen anmahnen; auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; ermahnen; fordern; herbeirufen; mahnen; tagen; vor Gericht laden; vorladen
notifier auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen ankündigen; annoncieren; ansagen; anschreiben; bekanntgeben; bekanntmachen; etwas ankündigen; informieren; kundgeben; melden; mitteilen; verkünden; verkündigen; veröffentlichen; von etwas in Kenntnis setzen; warnen
paraître devant le tribunal auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen
recharger aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden aktualisieren; aufladen; elektrizieren; erneut laden; nachladen
remémorer auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen zurückrufen
sommer auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen anmahnen; ansagen; anschreiben; auffordern; auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; ermahnen; fordern; gebieten; herrschen; kommandieren; kundgeben; mahnen; mit Nchdruck daran erinnern; regieren
sommer de auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen anmahnen; auffordern; ermahnen; fordern; gedenken; jemanden an etwas erinnern; mahnen; nicht vergessen
équiper aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden aufputzen; ausschmücken; ausstaffieren; ausstatten; bemannen; dekorieren; herausputzen; schmücken

Synoniemen voor "laden":


Wiktionary: laden

laden
verb
  1. (transitiv) jemanden (zu einer Veranstaltung) einladen
  2. (transitiv) (umgangssprachlich) aus einem Netzwerk empfangen
  3. (transitiv) etwas auf oder in ein Fahrzeug oder auf ein Lasttier schaffen
  4. (transitiv) eine Schusswaffe mit Munition versehen
  5. (transitiv) von einem Datenspeicher lesen (lassen)
laden
Cross Translation:
FromToVia
laden démarrer boot — to start a system
laden charger load — to put a load on
laden charger load — to fill with munition
laden charger load — to read into memory
laden téléverser upload — to transfer data

Laden:

Laden [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Laden (Geschäft; Handelsbetrieb)
    l'entreprise de détail
  2. der Laden
    la surface du magasin

Laden [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Laden
    le chargement

Vertaal Matrix voor Laden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chargement Laden Befrachtung; Beladung; Einschiffung; Fracht; Frachtgut; Frachttransport; Frachtverkehr; Güterbeförderung; Ladung; Schiffsfracht; Schiffsladung; Transport; Verladung; Verschiffung; Versetzung; Wagenladung; Waggonladung; elektrische Ladung
entreprise de détail Geschäft; Handelsbetrieb; Laden
surface du magasin Laden

Synoniemen voor "Laden":


Wiktionary: Laden

Laden
noun
  1. Architektur: Fensterverschluss
  2. umgangssprachlich, übertragen: für Sache, Angelegenheit
  3. Handel: Geschäft, also Räumlichkeit, in der Waren oder Dienstleistungen zum Verkauf angeboten werden
Laden
Cross Translation:
FromToVia
Laden magasin winkel — plaats waar koopwaar wordt verkocht
Laden boutique; magasin shop — establishment that sells goods

Verwante vertalingen van Laden