Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Passepartout:
  2. Wiktionary:
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. passe-partout:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Passepartout (Duits) in het Frans

Passepartout:

Passepartout [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Passepartout (Dauerkarte; Hauptschlüssel)
    le passe-partout; le passe

Vertaal Matrix voor Passepartout:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
passe Dauerkarte; Hauptschlüssel; Passepartout Fahrrinne; Fahrwasser; Furche; Mündung; Rinne
passe-partout Dauerkarte; Hauptschlüssel; Passepartout

Synoniemen voor "Passepartout":


Wiktionary: Passepartout

Passepartout
noun
  1. Generalschlüssel, der sofort und überall in alle Schlösser passt
  2. Bilderrahmen aus Karton
Passepartout
Cross Translation:
FromToVia
Passepartout passepartout; passe-partout; passe master key — a key that opens a set of several locks



Frans

Uitgebreide vertaling voor Passepartout (Frans) in het Duits

passe-partout:

passe-partout [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le passe-partout (passe)
    die Dauerkarte; der Hauptschlüssel; Passepartout

Vertaal Matrix voor passe-partout:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Dauerkarte passe; passe-partout abonnement annuel; carte annuelle; carte pour la saison
Hauptschlüssel passe; passe-partout clé principale
Passepartout passe; passe-partout

Synoniemen voor "passe-partout":


Wiktionary: passe-partout

passe-partout
noun
  1. Generalschlüssel, der sofort und überall in alle Schlösser passt
  2. Bilderrahmen aus Karton
  3. Einbruchswerkzeug in Form eines für viele Schlösser passenden Schlüssels

Cross Translation:
FromToVia
passe-partout Generalschlüssel; Haupschlüssel; Zentralschlüssel; Passepartout master key — a key that opens a set of several locks