Schuster: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Schuster:
- cordonnier; cordonniers; colificheur; bousilleur; andouille; drôle de type; brimborion; chiffon; loque; maladroit; manchot; empoté; gaffeur; pauvre type; pauvre diable
Wiktionary:
- Schuster → Cordonnier, cordonnier, savetier
- Schuster → cordonnier, savetier, cordonnière, savetière

Duits

Uitgebreide vertaling voor Schuster (Duits) in het Frans

Schuster:

Schuster [der ~] zelfstandig naamwoord

der Schuster (Schuhmacher)
le cordonnier
- cordonnier [le ~] zelfstandig naamwoord
der Schuster (Schuhmacher)
le cordonniers
- cordonniers [le ~] zelfstandig naamwoord
der Schuster (Stümper; Pfuscher)
le colificheur; le bousilleur; l'andouille; le drôle de type; le brimborion; le chiffon; la loque; le maladroit; le manchot; l'empoté; le gaffeur; le pauvre type; le pauvre diable
- colificheur [le ~] zelfstandig naamwoord
- bousilleur [le ~] zelfstandig naamwoord
- andouille [la ~] zelfstandig naamwoord
- drôle de type [le ~] zelfstandig naamwoord
- brimborion [le ~] zelfstandig naamwoord
- chiffon [le ~] zelfstandig naamwoord
- loque [la ~] zelfstandig naamwoord
- maladroit [le ~] zelfstandig naamwoord
- manchot [le ~] zelfstandig naamwoord
- empoté [le ~] zelfstandig naamwoord
- gaffeur [le ~] zelfstandig naamwoord
- pauvre type [le ~] zelfstandig naamwoord
- pauvre diable [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schuster:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
andouille	Pfuscher; Schuster; Stümper	Dreckskerl; Grobian; Sack; Schuft
bousilleur	Pfuscher; Schuster; Stümper	Kurpfuscher; Panscher; Pfuscher; Quacksalber; Scharlatan; Schieber; Schmierer; Schmierfink; Schwindler; Stümper; Sudler
brimborion	Pfuscher; Schuster; Stümper
chiffon	Pfuscher; Schuster; Stümper	Abschnitt; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Läppchen; Marke; Putztuch; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Scheuerlappen; Schlacke; Staubtuch; Staubtücher; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Stück Stoff; Surplus; Tuch; Wisch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; wertlose Zeug; Überbleibsel; Überrest
colificheur	Pfuscher; Schuster; Stümper
cordonnier	Schuhmacher; Schuster
cordonniers	Schuhmacher; Schuster
drôle de type	Pfuscher; Schuster; Stümper	Großmaul; Kauz; Prahler; Prahlhans; Vogel
empoté	Pfuscher; Schuster; Stümper	Irre; Schwachsinnige
gaffeur	Pfuscher; Schuster; Stümper
loque	Pfuscher; Schuster; Stümper	Fetzen; Flicken; Flicklappen; Lappen; Lumpen; Läppchen; Stoffetzen; Stofflappen; Wisch; wertlose Zeug
maladroit	Pfuscher; Schuster; Stümper
manchot	Pfuscher; Schuster; Stümper
pauvre diable	Pfuscher; Schuster; Stümper	Blöde; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Gimpel; Hohlkopf; Kuh; Quatschkopf; Schaf; Schafskopf; Schlucker; Schussel; Schwachkopf; Strohkopf; Stümper; Tropf; Trottel; armer Schlucker; dumme Nuß; unglückliche; Ärmste
pauvre type	Pfuscher; Schuster; Stümper	Schlucker; Stümper; Tropf; Trottel; armer Schlucker; unglückliche; Ärmste
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
maladroit		läppisch; stümperhaft
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
empoté		aufgeschossen; großwüchsig; hochgewachsen; tölpelhaft
maladroit		abgespannt; bäuerisch; derb; doof; dreist; dumm; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; frech; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; indiskret; kantig; klobig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; lümmelhaft; mißlich; nicht elegant; plump; schamlos; schlacksig; schlaff; schlapp; schroff; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stumpf; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unanständig; unartig; unbehaglich; unbeholfen; unerzogen; ungehobelt; ungehörig; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; ungesittet; unhandlich; unhöflich; unkultiviert; unmanierlich; unpassend; unverschämt; weich; welk; wild; wässerig; zutäppisch
manchot		einhändig

Synoniemen voor "Schuster":

Flickschuster; Meister Pfriem; Schuhmacher

Wiktionary: Schuster

Schuster

noun

deutscher Nachname, Familienname
- Schuster → Cordonnier
Handwerker, der Schuhe herstellt oder repariert
- Schuster → cordonnier

Schuster

noun

personne qui fabriquer et vendre des chaussures.
- cordonnier → Schuhmacher; Schuster
Celui dont le métier est de réparer les souliers
- savetier → Schuhmacher; Schuster

Cross Translation:

From	To	Via
• Schuster	→ cordonnier; savetier; cordonnière; savetière	↔ cobbler — person who repairs shoes
• Schuster	→ cordonnier; cordonnière	↔ shoemaker — a person who makes shoes
• Schuster	→ cordonnier	↔ schoenmaker — beroep\|nld iemand die als vak schoenen repareert

Remove Ads

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Schuster

Uitgebreide vertaling voor Schuster (Duits) in het Frans

Schuster:

Schuster [der ~] zelfstandig naamwoord

der Schuster (Schuhmacher)

der Schuster (Schuhmacher)

der Schuster (Stümper; Pfuscher)

Vertaal Matrix voor Schuster:

Synoniemen voor "Schuster":

Wiktionary: Schuster