Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Ströme

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Ströme

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Ströme:
  2. strömen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Ströme (Duits) in het Frans

Ströme:

Ströme [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Ströme (Flüsse)
    la rivières; le fleuves
  2. der Ströme (Fluten; Fluß; Schwalle)
    le flux; la marées; le flots
    • flux [le ~] zelfstandig naamwoord
    • marées [la ~] zelfstandig naamwoord
    • flots [le ~] zelfstandig naamwoord

Ströme [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Ströme (Schwalle)
    le flux; la circulation; l'écoulement

Vertaal Matrix voor Ströme:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
circulation Schwalle; Ströme Allgemeinheit; Angewohnheit; Gepflogenheit; Gesamtheit; Gewohnheit; Gültigkeit; Kreislauf; Kreisläufe; Rundlauf; Sitte; Umlauf; Zirkulation; öffentliche Verkehrsmittel
fleuves Flüsse; Ströme
flots Fluten; Fluß; Schwalle; Ströme Flutwällen
flux Fluten; Fluß; Schwalle; Ströme Bewegungsart; Datenstrom; Element der Dimension "Bewegungsarten"; Feed; Flut; Fremdinhalte; Hochwasser; Inhalte von Fremdanbietern; Jähzorn; RSS-Feed; Stream; Streaming; Treibstrom; Wolkenbruch; XML-Feed; Überflutung; Überschwemmung
marées Fluten; Fluß; Schwalle; Ströme
rivières Flüsse; Ströme
écoulement Schwalle; Ströme Abfluß; Abflußrohr; Abfuhr; Abführen; Abführung; Ablassen; Ablauf; Ableiten; Ableitung; Abwasserungsanlage; Ausfluß; Auslauf; Auslaß; Auslaßventil; Ausleerung; Auspuff; Auspuffrohr; Blutung; Drainage; Dränierung; Entwässerung; Flammrohr; Flussmittel; Leerung; Schalldämpfer; Verfallen; Verstreichen; Wasserabfluß

Wiktionary: Ströme

Ströme
noun
  1. géographie|fr cours d’eau qui se jeter généralement dans la mer ou dans l’océan.

Ströme vorm van strömen:

strömen werkwoord (ströme, strömst, strömt, strömte, strömtet, geströmt)

  1. strömen (fließen)
    couler; s'écouler
    • couler werkwoord (coule, coules, coulons, coulez, )
    • s'écouler werkwoord
  2. strömen (in Strömen nierderstürzen; triefen)
    couler; ruisseler; s'écouler
    • couler werkwoord (coule, coules, coulons, coulez, )
    • ruisseler werkwoord (ruisselle, ruisselles, ruisselons, ruisselez, )
    • s'écouler werkwoord
  3. strömen (wellenförmig; fließen)
    onduler; ruisseler; gicler; ondoyer
    • onduler werkwoord (ondule, ondules, ondulons, ondulez, )
    • ruisseler werkwoord (ruisselle, ruisselles, ruisselons, ruisselez, )
    • gicler werkwoord (gicle, gicles, giclons, giclez, )
    • ondoyer werkwoord (ondoie, ondoies, ondoyons, ondoyez, )
  4. strömen (sturzregnen; gießen; schütten; in Strömen regnen)
    pleuvoir à verse; pleuvoir à flots; pleuvoir à sceaux; pleuvoir à torrents

Conjugations for strömen:

Präsens
  1. ströme
  2. strömst
  3. strömt
  4. strömen
  5. strömt
  6. strömen
Imperfekt
  1. strömte
  2. strömtest
  3. strömte
  4. strömten
  5. strömtet
  6. strömten
Perfekt
  1. habe geströmt
  2. hast geströmt
  3. hat geströmt
  4. haben geströmt
  5. habt geströmt
  6. haben geströmt
1. Konjunktiv [1]
  1. ströme
  2. strömest
  3. ströme
  4. strömen
  5. strömet
  6. strömen
2. Konjunktiv
  1. strömte
  2. strömtest
  3. strömte
  4. strömten
  5. strömtet
  6. strömten
Futur 1
  1. werde strömen
  2. wirst strömen
  3. wird strömen
  4. werden strömen
  5. werdet strömen
  6. werden strömen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde strömen
  2. würdest strömen
  3. würde strömen
  4. würden strömen
  5. würdet strömen
  6. würden strömen
Diverses
  1. ström!
  2. strömt!
  3. strömen Sie!
  5. geströmt
  6. strömend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor strömen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couler Abfließen; Ablaufen; Wegfließen; Wegströmen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couler fließen; in Strömen nierderstürzen; strömen; triefen abfließen lassen; abrutschen; abtropfen; aus Zink; auslaufen lassen; auslecken; durchfallen; durchrasseln; durchsickern; einbrechen; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; fliehen; flüchten; fortfließen; galvanisieren; glitschen; herabsacken; herauströpfeln; herunterrutschen; laufen; lecken; sausen; schrumpfen; segeln; senken; setzen; sichsenken; sickern; sinken; triefen; tropfen; tröpfeln; umkommen; untergehen; versenken; versickern; versinken; verzinken; wegfließen; zinken; zurückgehen
gicler fließen; strömen; wellenförmig aufspritzen; emporspritzen; hochspritzen; spritzen
ondoyer fließen; strömen; wellenförmig
onduler fließen; strömen; wellenförmig krausen; kräuseln; locken; ringeln
pleuvoir à flots gießen; in Strömen regnen; schütten; strömen; sturzregnen
pleuvoir à sceaux gießen; in Strömen regnen; schütten; strömen; sturzregnen
pleuvoir à torrents gießen; in Strömen regnen; schütten; strömen; sturzregnen
pleuvoir à verse gießen; in Strömen regnen; schütten; strömen; sturzregnen
ruisseler fließen; in Strömen nierderstürzen; strömen; triefen; wellenförmig abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; fortfließen; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln; wegfließen
s'écouler fließen; in Strömen nierderstürzen; strömen; triefen ablaufen; fliehen; flüchten; fortfließen; vergehen; verstreichen; vorbei gehen; wegfließen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
s'écouler herauskommen; herausströmen

Synoniemen voor "strömen":


Wiktionary: strömen

strömen
verb
  1. Se déverser, passer d’un endroit à un autre, en parlant des liquides.
Cross Translation:
FromToVia
• strömen → fuir ↔ vlieten — formeel: zachtjes vloeien of stromen
• strömen → couler ↔ stromen — voortbewegen van vloeistoffen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0988 seconde
Page rendered in 1.0 seconds