Zeuge: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Zeuge:
- témoin; spectateur; assistant
zeugen:
- produire; fabriquer; créer; cultiver
Wiktionary:
- Zeuge → témoin
- Zeuge → témoin
- zeugen → attester, démontrer, témoigner
- zeugen → procréer, témoigner

Duits

Uitgebreide vertaling voor Zeuge (Duits) in het Frans

Zeuge:

Zeuge [der ~] zelfstandig naamwoord

der Zeuge
le témoin
- témoin [le ~] zelfstandig naamwoord
der Zeuge (Umstehender; Zuschauer)
le spectateur; le témoin; l'assistant
- spectateur [le ~] zelfstandig naamwoord
- témoin [le ~] zelfstandig naamwoord
- assistant [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zeuge:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
assistant	Umstehender; Zeuge; Zuschauer	Assistent; Aushilfe; Betriebsangehörige; Gehilfe; Gehilfin; Geselle; Handlanger; Helfer; Hilfe; Hilfslehrer; Komplize; Mitarbeiter; Mitarbeiterin; Sekundant; Trabant
spectateur	Umstehender; Zeuge; Zuschauer	Beobachter; Publikumsmitglied; Zuschauer; Zuschauer im Publikum
témoin	Umstehender; Zeuge; Zuschauer	Schnüffler; Spitzel; Stab; Zuträger

Synoniemen voor "Zeuge":

Augenzeuge; Beobachter; Charakter; Einzelwesen; Individuum; Mensch; Person; Persönlichkeit; Subjekt; Typ

Wiktionary: Zeuge

Zeuge

noun

eine Person, die etwas bestimmtes sehen oder auf andere Art wahrgenommen hat und dies auch bestätigen kann/könnte
- Zeuge → témoin

Zeuge

noun

Celui qui certifier, qui peut certifier une chose qu’il voir ou entendre.
- témoin → Zeuge

Cross Translation:

From	To	Via
• Zeuge	→ témoin	↔ getuige — iemand die een gebeurtenis heeft meegemaak of op andere wijze, veelal onder ede, een verklaring kan geven ten aanzien van de ware toedracht van een zaak
• Zeuge	→ témoin	↔ witness — one who has a personal knowledge of something
• Zeuge	→ témoin	↔ witness — someone called to give evidence in a court

zeugen:

zeugen werkwoord (zeuge, zeugst, zeugt, zeugte, zeugtet, gezeugt)

zeugen (herstellen; produzieren; machen; verfertigen; verfassen; anfertigen; fabrizieren; entwickeln; erzeugen; fertigbringen; vorbringen)
produire; fabriquer; créer
- produire werkwoord (produis, produit, produisons, produisez, produisent, produisais, produisait, produisions, produisiez, produisaient, produisis, produisit, produisîmes, produisîtes, produisirent, produirai, produiras, produira, produirons, produirez, produiront)
- fabriquer werkwoord (fabrique, fabriques, fabriquons, fabriquez, fabriquent, fabriquais, fabriquait, fabriquions, fabriquiez, fabriquaient, fabriquai, fabriquas, fabriqua, fabriquâmes, fabriquâtes, fabriquèrent, fabriquerai, fabriqueras, fabriquera, fabriquerons, fabriquerez, fabriqueront)
- créer werkwoord (crée, crées, créons, créez, créent, créais, créait, créions, créiez, créaient, créai, créas, créa, créâmes, créâtes, créèrent, créerai, créeras, créera, créerons, créerez, créeront)
zeugen (züchten; erzeugen; kultivieren; anbauen; fortpflanzen; aufziehen; umbauen; treiben; hervorbringen; anpflanzen; aufbauen; umgestalten; ziehen; hegen; heranziehen; umwandeln; heranbilden)
produire; cultiver
- produire werkwoord (produis, produit, produisons, produisez, produisent, produisais, produisait, produisions, produisiez, produisaient, produisis, produisit, produisîmes, produisîtes, produisirent, produirai, produiras, produira, produirons, produirez, produiront)
- cultiver werkwoord (cultive, cultives, cultivons, cultivez, cultivent, cultivais, cultivait, cultivions, cultiviez, cultivaient, cultivai, cultivas, cultiva, cultivâmes, cultivâtes, cultivèrent, cultiverai, cultiveras, cultivera, cultiverons, cultiverez, cultiveront)

Conjugations for zeugen:

Präsens

zeuge
zeugst
zeugt
zeugen
zeugt
zeugen

Imperfekt

zeugte
zeugtest
zeugte
zeugten
zeugtet
zeugten

Perfekt

habe gezeugt
hast gezeugt
hat gezeugt
haben gezeugt
habt gezeugt
haben gezeugt

1. Konjunktiv [1]

zeuge
zeugest
zeuge
zeugen
zeuget
zeugen

2. Konjunktiv

zeugte
zeugtest
zeugte
zeugten
zeugtet
zeugten

Futur 1

werde zeugen
wirst zeugen
wird zeugen
werden zeugen
werdet zeugen
werden zeugen

1. Konjunktiv [2]

würde zeugen
würdest zeugen
würde zeugen
würden zeugen
würdet zeugen
würden zeugen

Diverses

zeug!
zeugt!
zeugen Sie!
gezeugt
zeugend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zeugen:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
créer	anfertigen; entwickeln; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; herstellen; machen; produzieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen	anfertigen; anordnen; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; bilden; deichseln; einrichten; entstehen; entwerfen; entwickeln; erbauen; erfinden; errichten; erschaffen; erstellen; erzeugen; fabrizieren; formen; formieren; gestalten; herrichten; herstellen; hervorbringen; hinkriegen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; organisieren; produzieren; regeln; schaffen; schöpfen; skizzieren; tun; veranstalten; verfertigen; ziehen
cultiver	anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten	abbauen; ausbeuten; ausnutzen; benutzen; inBetriebsetzen; schaffen; zivilisieren
fabriquer	anfertigen; entwickeln; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; herstellen; machen; produzieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen	anfertigen; ausfädeln; aushecken; ausknobeln; bilden; eintreten; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; formen; gestalten; herstellen; hervorbringen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; schaffen; schöpfen; sich ausdenken; sich vollziehen; skizzieren; treiben; tun; verfertigen
produire	anbauen; anfertigen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; entwickeln; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; herstellen; hervorbringen; kultivieren; machen; produzieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen; ziehen; züchten	abwerfen; aushusten; ausspucken; einbringen; eine Leistung lieferen; eintragen; entbinden; erfüllen; ergeben; erzeugen; gebären; gewinnen; handeln; leisten; schieben; schütten; verrichten; zur Welt bringen

Synoniemen voor "zeugen":

machen

Wiktionary: zeugen

zeugen

verb

certifier un fait, soit de vif voix, soit par écrit.
- attester → attestieren; beglaubigen; bescheinigen; bezeugen; bestätigen; belegen; beteuern; beweisen; Zeugnis ablegen; zeugen; erweisen
prouver d’une manière évidente et convaincante.
- démontrer → begründen; beweisen; erhärten; demonstrieren; darstellen; vorführen; beglaubigen; bescheinigen; bezeugen; bestätigen; belegen; beteuern; Zeugnis ablegen; zeugen; erweisen
porter témoignage, servir de témoin.
- témoigner → beglaubigen; bescheinigen; bezeugen; bestätigen; belegen; beteuern; beweisen; Zeugnis ablegen; zeugen; erweisen

Cross Translation:

From	To	Via
• zeugen	→ procréer	↔ beget — to procreate
• zeugen	→ procréer	↔ procreate — to beget
• zeugen	→ témoigner	↔ getuigen — een veelal beëdigde verklaring afleggen ten aanzien van de ware toedracht van een zaak

Verwante vertalingen van Zeuge

Remove Ads

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Zeuge

Uitgebreide vertaling voor Zeuge (Duits) in het Frans

Zeuge:

Zeuge [der ~] zelfstandig naamwoord

der Zeuge

der Zeuge (Umstehender; Zuschauer)

Vertaal Matrix voor Zeuge:

Synoniemen voor "Zeuge":

Wiktionary: Zeuge

zeugen:

zeugen werkwoord (zeuge, zeugst, zeugt, zeugte, zeugtet, gezeugt)

zeugen (herstellen; produzieren; machen; verfertigen; verfassen; anfertigen; fabrizieren; entwickeln; erzeugen; fertigbringen; vorbringen)

zeugen (züchten; erzeugen; kultivieren; anbauen; fortpflanzen; aufziehen; umbauen; treiben; hervorbringen; anpflanzen; aufbauen; umgestalten; ziehen; hegen; heranziehen; umwandeln; heranbilden)

Conjugations for zeugen:

Präsens

Imperfekt

Perfekt

1. Konjunktiv [1]

2. Konjunktiv

Futur 1

1. Konjunktiv [2]

Diverses

Vertaal Matrix voor zeugen:

Synoniemen voor "zeugen":

Wiktionary: zeugen

Verwante vertalingen van Zeuge