Aufdrängen: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide vertaling voor aufdrängen (Duits) in het Frans

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
imposer	Aufdrängen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
imposer		andringen; anfallen; angreifen; anstürmen; aufsatteln; aulegen; befehlen; bestürmen; durchführen; durchsetzen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen; satteln
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
imposer		imponieren

aufdrängen

verb

transitiv: jemanden oder etwas über ein erwünschtes Maß hinaus zukommen lassen
- aufdrängen → imposer

aufdrängen

verb

obliger quelqu’un par force, par violence ou par quelque grave considération, à faire quelque chose contre son gré.
- contraindre → aufdrängen; aufnötigen; dringen; aufdringen
Traductions à trier suivant le sens
- imposer → aufdrängen; aufnötigen; dringen; aufdringen; antun; anziehen; auflegen; anlegen; zwingen; anmuten; andrehen
Mettre quelqu’un dans l’obligation de faire ou de dire quelque chose. (Sens général).
- obliger → zwingen; nötigen; aufnötigen; aufdrängen; dringen; aufdringen