Duits

Uitgebreide vertaling voor Hand in Hand gehen (Duits) in het Frans

Hand in Hand gehen:

Hand in Hand gehen werkwoord

  1. Hand in Hand gehen (zusammengehen; sich verbinden; sich verknüpfen)
    fusionner; joindre; correspondre à; confluer; aller ensemble; aller de pair; réunir; convenir à; concorder; s'accorder à
    • fusionner werkwoord (fusionne, fusionnes, fusionnons, fusionnez, )
    • joindre werkwoord (joins, joint, joignons, joignez, )
    • correspondre à werkwoord
    • confluer werkwoord (conflue, conflues, confluons, confluez, )
    • aller ensemble werkwoord
    • aller de pair werkwoord
    • réunir werkwoord (réunis, réunit, réunissons, réunissez, )
    • convenir à werkwoord
    • concorder werkwoord (concorde, concordes, concordons, concordez, )
    • s'accorder à werkwoord

Vertaal Matrix voor Hand in Hand gehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
joindre Anschweißen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aller de pair Hand in Hand gehen; sich verbinden; sich verknüpfen; zusammengehen zusammengehören
aller ensemble Hand in Hand gehen; sich verbinden; sich verknüpfen; zusammengehen anprobieren; passen; zusammengehören
concorder Hand in Hand gehen; sich verbinden; sich verknüpfen; zusammengehen decken; entsprechen; gleichen; gleichkommen; korrespondieren; stimmen; vereinbaren; zusammenfallen; zusammenstimmen; zusammentreffen; übereinstimmen; übereinstimmen mit
confluer Hand in Hand gehen; sich verbinden; sich verknüpfen; zusammengehen kompilieren; verschmelzen; zerschmelzen; zusammenfließen; zusammenfügen; zusammenlegen; zusammenschmelzen; zusammenströmen
convenir à Hand in Hand gehen; sich verbinden; sich verknüpfen; zusammengehen entsprechen; gelegenkommen; gleichen; übereinstimmen
correspondre à Hand in Hand gehen; sich verbinden; sich verknüpfen; zusammengehen entsprechen; gleichen; im Einklang sein; in Übereinstimmung sein; korrespondieren; übereinstimmen
fusionner Hand in Hand gehen; sich verbinden; sich verknüpfen; zusammengehen kompilieren; verschmelzen; zerschmelzen; zusammenfügen; zusammenführen; zusammenlegen; zusammenschmelzen
joindre Hand in Hand gehen; sich verbinden; sich verknüpfen; zusammengehen aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; anfügen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; bündeln; durchstellen; fügen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; hinzuzählen; ketten; knüpfen; kombinieren; kompilieren; koppeln; kuppeln; mitrechnen; mitschicken; mitsenden; mitzählen; schweißen; sich treffen; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verknüpfen; verkuppeln; verschmelzen; verschweißen; weiterleiten; zerschmelzen; zufügen; zugeben; zulegen; zusammenballen; zusammenfügen; zusammenlegen; zusammenschmelzen; zusammenschweißen; zusammentreffen
réunir Hand in Hand gehen; sich verbinden; sich verknüpfen; zusammengehen aneinanderreihen; ansammeln; bei einander bringen; kombinieren; kompilieren; konzentrieren; koppeln; kuppeln; sammeln; scharen; sich treffen; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; versammeln; verschmelzen; wiedervereinigen; zerschmelzen; zusammenbringen; zusammenfügen; zusammenkriechen; zusammenkriegen; zusammenlegen; zusammenschmelzen; zusammentreffen
s'accorder à Hand in Hand gehen; sich verbinden; sich verknüpfen; zusammengehen entsprechen; gleichen; übereinstimmen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
fusionner Zusammenführung

Verwante vertalingen van Hand in Hand gehen