Quittung in het Frans vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Quittung:
- quittance; reçu; facture; ticket de caisse; acquittement; paiement; récépissé; reçus; factures; quittances; récépissés
Wiktionary:
- Quittung → reçu, quittance
- Quittung → aveu, reconnaissance, confession, châtiment, récépissé, reçu

Duits

Uitgebreide vertaling voor Quittung (Duits) in het Frans

Quittung:

Quittung [die ~] zelfstandig naamwoord

die Quittung (Kassenbon; Beleg; Kassenschein; Empfangsschein)
la quittance; le reçu; la facture
- quittance [la ~] zelfstandig naamwoord
- reçu [le ~] zelfstandig naamwoord
- facture [la ~] zelfstandig naamwoord
die Quittung (Kassenbon; Kassenschein)
la quittance; le ticket de caisse; le reçu; la facture
- quittance [la ~] zelfstandig naamwoord
- ticket de caisse [le ~] zelfstandig naamwoord
- reçu [le ~] zelfstandig naamwoord
- facture [la ~] zelfstandig naamwoord
die Quittung (Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein)
l'acquittement; le paiement
- acquittement [le ~] zelfstandig naamwoord
- paiement [le ~] zelfstandig naamwoord
die Quittung (Empfangsbestätigung; Beleg; Bescheinigung; Rückschein; Empfangsschein)
le reçu; le récépissé
- reçu [le ~] zelfstandig naamwoord
- récépissé [le ~] zelfstandig naamwoord
die Quittung
le reçus; la factures; la quittances; le récépissés
- reçus [le ~] zelfstandig naamwoord
- factures [la ~] zelfstandig naamwoord
- quittances [la ~] zelfstandig naamwoord
- récépissés [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Quittung:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
acquittement	Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung	Abbezahlen; Abbezahlung; Ablösung; Abrechnen; Abrechnung; Abschluß; Abtragen; Abwicklung; Abzahlen; Ausgleich; Begleichung; Beibezahlen; Einigung; Entgegenkommen; Entschädigung; Erledigung; Ersatz; Ersatzleistung; Freispruch; Kompensation; Schuld begleichen; Tilgung; Vergütung; Verrechnung; Zahlen; Zahlung; Zubezahlen; Zulage; Zuschuß
facture	Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung	Aufzeichnung; Faktur; Notiz; Rechnung; anrechnen; in Rechnung stellen
factures	Quittung	Kassenbons; Scheine
paiement	Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung	Abtragen; Abzahlen; Auszahlung; Begleichung; Beibezahlen; Bezahlung; Entgeld; Leistung; Schuld begleichen; Zahlen; Zahlung; Zubezahlen
quittance	Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung	Abschnitt; Coupon; Differenz; Empfangsschein; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenbon; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lieferschein; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest; Überweisungsschein
quittances	Quittung	Kassenbons; Scheine
reçu	Beleg; Bescheinigung; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung; Rückschein	Abschnitt; Beleg; Bescheinigung; Beweis; Coupon; Differenz; Empfangsschein; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenbon; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lieferschein; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest; Überweisungsschein
reçus	Quittung	Kassenbons; Scheine
récépissé	Beleg; Bescheinigung; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Quittung; Rückschein	Abschnitt; Coupon; Differenz; Empfangsschein; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenbon; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lieferschein; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest; Überweisungsschein
récépissés	Quittung	Kassenbons; Scheine
ticket de caisse	Kassenbon; Kassenschein; Quittung	Abschnitt; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Lieferschein; Schein; Zettel; Überweisungsschein

Synoniemen voor "Quittung":

Beleg; Bon; Kassenbon; Kassenzettel
Befürwortung; Bekräftigung; Bestätigung; Nachweis; Quittierung; Rückmeldung; Versicherung; Zusage; Zusicherung; Zuspruch

Wiktionary: Quittung

Quittung

noun

Zahlungsbestätigung, Empfangsbestätigung
- Quittung → reçu; quittance

Quittung

noun

écrit que l’on donner à quelqu’un et par lequel on déclarer qu’il payer, acquitter une somme d’argent, une redevance, un droit, etc.
- quittance → Empfangsschein; Quittung
Quittance sous seing privé, par laquelle on reconnaît avoir reçu une somme.
- reçu → Quittung
Écrit par lequel on reconnaît avoir reçu quelque chose.
- reçu → Quittung

Cross Translation:

From	To	Via
• Quittung	→ aveu; reconnaissance; confession	↔ acknowledgment — act of acknowledging
• Quittung	→ châtiment	↔ comeuppance — an outcome which is justly deserved
• Quittung	→ récépissé; reçu	↔ voucher — A receipt

Remove Ads

Vertaal Quittung van Duits naar Frans

Uitgebreide vertaling voor Quittung (Duits) in het Frans

Quittung:

Quittung [die ~] zelfstandig naamwoord

die Quittung (Kassenbon; Beleg; Kassenschein; Empfangsschein)

die Quittung (Kassenbon; Kassenschein)

die Quittung (Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein)

die Quittung (Empfangsbestätigung; Beleg; Bescheinigung; Rückschein; Empfangsschein)

die Quittung

Vertaal Matrix voor Quittung:

Synoniemen voor "Quittung":

Wiktionary: Quittung