Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal erzwingen

Vertaal erzwingen van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. erzwingen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor erzwingen (Duits) in het Frans

erzwingen:

erzwingen werkwoord (erzwinge, erzwingst, erzwint, erzwang, erzwangt, erzwungen)

  1. erzwingen (erpressen; abzwingen; abnötigen)
    extorquer; faire chanter
    • extorquer werkwoord (extorque, extorques, extorquons, extorquez, )
    • faire chanter werkwoord
  2. erzwingen (erpressen; abzwingen; abnötigen)
    contraindre; forcer
    • contraindre werkwoord (contrains, contraint, contraignons, contraignez, )
    • forcer werkwoord (force, forces, forçons, forcez, )
  3. erzwingen (pressen; forcieren; befehlen; gebieten)
    obliger; imposer; forcer; contraindre; brusquer
    • obliger werkwoord (oblige, obliges, obligeons, obligez, )
    • imposer werkwoord (impose, imposes, imposons, imposez, )
    • forcer werkwoord (force, forces, forçons, forcez, )
    • contraindre werkwoord (contrains, contraint, contraignons, contraignez, )
    • brusquer werkwoord (brusque, brusques, brusquons, brusquez, )
  4. erzwingen (unter Druck setzen; erpressen; abzwingen; einschüchtern; abnötigen)
    intimider; exercer pression sur quelqu'un
    • intimider werkwoord (intimide, intimides, intimidons, intimidez, )
  5. erzwingen (Gewalt gebrauchen)
    brusquer; faire violence
    • brusquer werkwoord (brusque, brusques, brusquons, brusquez, )
    • faire violence werkwoord

Conjugations for erzwingen:

Präsens
  1. erzwinge
  2. erzwingst
  3. erzwint
  4. erzwingen
  5. erzwingt
  6. erzwingen
Imperfekt
  1. erzwang
  2. erzwangst
  3. erzwang
  4. erzwangen
  5. erzwangt
  6. erzwangen
Perfekt
  1. habe erzwungen
  2. hast erzwungen
  3. hat erzwungen
  4. haben erzwungen
  5. habt erzwungen
  6. haben erzwungen
1. Konjunktiv [1]
  1. erzwinge
  2. erzwingest
  3. erzwinge
  4. erzwingen
  5. erzwinget
  6. erzwingen
2. Konjunktiv
  1. erzwänge
  2. erzwängest
  3. erzwänge
  4. erzwängen
  5. erzwänget
  6. erzwängen
Futur 1
  1. werde erzwingen
  2. wirst erzwingen
  3. wird erzwingen
  4. werden erzwingen
  5. werdet erzwingen
  6. werden erzwingen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde erzwingen
  2. würdest erzwingen
  3. würde erzwingen
  4. würden erzwingen
  5. würdet erzwingen
  6. würden erzwingen
Diverses
  1. erzwing!
  2. erzwingt!
  3. erzwingen Sie!
  5. erzwungen
  6. erzwingend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor erzwingen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
imposer Aufdrängen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brusquer Gewalt gebrauchen; befehlen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen anfallen; angreifen; anstürmen; beeilen; belästigen; beschleunigen; bestürmen; brutal vorgehen; brüskieren; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln
contraindre abnötigen; abzwingen; befehlen; erpressen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen abrichten; anfallen; angreifen; anstürmen; beherrschen; bestürmen; bezwingen; bezähmen; dressieren; genötigt sein zu; unterdrücken; zurücknehmen
exercer pression sur quelqu'un abnötigen; abzwingen; einschüchtern; erpressen; erzwingen; unter Druck setzen
extorquer abnötigen; abzwingen; erpressen; erzwingen abhandenmachen; abschmeicheln; abtrennen; ausladen; entreißen; entziehen; erbetteln
faire chanter abnötigen; abzwingen; erpressen; erzwingen
faire violence Gewalt gebrauchen; erzwingen anfallen; angreifen; anstürmen; bestürmen; schänden; verletzen; überfallen
forcer abnötigen; abzwingen; befehlen; erpressen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen abbrechen; abtrennen; anfallen; angreifen; anstürmen; aufbrechen; aufbringen; auflösen; aufreißen; aufsperren; aufstoßen; aufteilen; auseinandernehmen; ausladen; bestürmen; dekodieren; diktieren; durchführen; durchsetzen; entehen; entfesseln; entreißen; entziehen; genötigt sein zu; verpflichten
imposer befehlen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen andringen; anfallen; angreifen; anstürmen; aufsatteln; aulegen; bestürmen; durchführen; durchsetzen; satteln
intimider abnötigen; abzwingen; einschüchtern; erpressen; erzwingen; unter Druck setzen Aangst einjaagen; an der Kandare haben; an der Kandare halten; bedrohen; belästigen; brutal vorgehen; drohen; durcheinander bringen; einschüchtern; erschrecken; jemanden verlegen machen; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; streng behandeln; terrorisieren; triezen; tyrannisieren; verwirren; wegekeln
obliger befehlen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen genötigt sein zu; verpflichten
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
imposer imponieren

Synoniemen voor "erzwingen":


Wiktionary: erzwingen

erzwingen
Cross Translation:
FromToVia
• erzwingen → forcer ↔ force — cause to occur, overcoming resistance
• erzwingen → forcer ↔ forceren — een beslissing afdwingen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0467 seconde
Page rendered in 1.0 seconds