Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal fesseln

Vertaal fesseln van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. fesseln:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor fesseln (Duits) in het Frans

fesseln:

fesseln werkwoord (fessle, fesselst, fesselt, fesselte, fesseltet, gefesselt)

  1. fesseln (faszinieren; intrigieren)
    fasciner; captiver; saisir; passer les menottes; prendre; lier; relier; enchaîner; obséder; ligoter
    • fasciner werkwoord (fascine, fascines, fascinons, fascinez, )
    • captiver werkwoord (captive, captives, captivons, captivez, )
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • lier werkwoord (lie, lies, lions, liez, )
    • relier werkwoord (relie, relies, relions, reliez, )
    • enchaîner werkwoord (enchaîne, enchaînes, enchaînons, enchaînez, )
    • obséder werkwoord (obsède, obsèdes, obsédons, obsédez, )
    • ligoter werkwoord (ligote, ligotes, ligotons, ligotez, )
  2. fesseln (verhaften; festnehmen; einsperren)
    faire prisonnier; attraper; arrêter; mettre sous les verrous; capturer; saisir
    • faire prisonnier werkwoord
    • attraper werkwoord (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, )
    • arrêter werkwoord (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, )
    • capturer werkwoord (capture, captures, capturons, capturez, )
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
  3. fesseln (Aufmerksamkeit festhalten)
    passionner; retenir l'attention
    • passionner werkwoord (passionne, passionnes, passionnons, passionnez, )
  4. fesseln (etwas bekommen; greifen; abfangen; )
    capturer; attraper; prendre
    • capturer werkwoord (capture, captures, capturons, capturez, )
    • attraper werkwoord (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
  5. fesseln (Abnormal intrigieren; grabbeln; backen; )
    obséder; fasciner; captiver
    • obséder werkwoord (obsède, obsèdes, obsédons, obsédez, )
    • fasciner werkwoord (fascine, fascines, fascinons, fascinez, )
    • captiver werkwoord (captive, captives, captivons, captivez, )
  6. fesseln (zurren; schnüren; festlegen; )
    lier; attacher; fixer; nouer; aiguilleter
    • lier werkwoord (lie, lies, lions, liez, )
    • attacher werkwoord (attache, attaches, attachons, attachez, )
    • fixer werkwoord (fixe, fixes, fixons, fixez, )
    • nouer werkwoord (noue, noues, nouons, nouez, )
    • aiguilleter werkwoord
  7. fesseln (anketten; ketten)
    enchaîner
    • enchaîner werkwoord (enchaîne, enchaînes, enchaînons, enchaînez, )

Conjugations for fesseln:

Präsens
  1. fessle
  2. fesselst
  3. fesselt
  4. fesslen
  5. fesselt
  6. fesslen
Imperfekt
  1. fesselte
  2. fesseltest
  3. fesselte
  4. fesselten
  5. fesseltet
  6. fesselten
Perfekt
  1. habe gefesselt
  2. hast gefesselt
  3. hat gefesselt
  4. haben gefesselt
  5. habt gefesselt
  6. haben gefesselt
1. Konjunktiv [1]
  1. fessele
  2. fesselest
  3. fessele
  4. fesselen
  5. fesselet
  6. fesselen
2. Konjunktiv
  1. fesselte
  2. fesseltest
  3. fesselte
  4. fesselten
  5. fesseltet
  6. fesselten
Futur 1
  1. werde fesseln
  2. wirst fesseln
  3. wird fesseln
  4. werden fesseln
  5. werdet fesseln
  6. werden fesseln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde fesseln
  2. würdest fesseln
  3. würde fesseln
  4. würden fesseln
  5. würdet fesseln
  6. würden fesseln
Diverses
  1. fessele!
  2. fesselt!
  3. fesselen Sie!
  5. gefesselt
  6. fesselnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor fesseln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrêter Verschweigen; stil halten
fixer Anfügen; Anheften; Fest machen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aiguilleter anbinden; binden; fesseln; festbinden; festlegen; festmachen; festschnallen; festzurren; knebeln; schnüren; zurren
arrêter einsperren; fesseln; festnehmen; verhaften Blut stillen; Gespräch beenden; abbrechen; abhalten; ablassen; abmachen; absetzen; abstellen; anhalten; aufhalten; aufhören; auflegen; ausmachen; ausschalten; ausscheiden; beenden; behindern; beschließen; bestimmen; bremsen; enden; entgegenarbeiten; entgegenwirken; entscheiden; erfassen; ergreifen; etwas aufgeben; fassen; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; festlegen; festsetzen; greifen; halten; hemmen; herunterfahren; hindern; hinhalten; hintertreiben; konterkarieren; schließen; stehenbleiben; stillen; stillsetzen; stillstehen; stocken; stoppen; vereinbaren; verhaften; verspäten; verzichten; verzögern; vollenden; zum Stillstand bringen; zum Stillstand kommen; zurückhalten; zurücktreten
attacher anbinden; binden; fesseln; festbinden; festlegen; festmachen; festschnallen; festzurren; knebeln; schnüren; zurren Bücher binden; an einander befestigen; anbacken; anbinden; aneinanderreihen; anhaken; anheften; anhängen; anketten; ankleben; anknöpfen; ankoppeln; ankuppeln; anlegen; anleimen; anreihen; anschnallen; aufbinden; aufkleben; aufknoten; aufreien; befestigen; beglaubigen; binden; den Mund verbieten; dokumentieren; einblenden; einschnüren; erpressen; festbinden; festhaken; festhalten; festheften; festkleben; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; festschnallen; fügen; haften; haken; heften; klammern; kleben; knebeln; knoten; knüpfen; koppeln; kuppeln; leimen; pappen; schnüren; umbinden; umwinden; verankern; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verknoten; verknüpfen; verkuppeln; vertäuen; zubinden; zusammenbinden; zusammenfügen; zusammenkleben; zusammenlegen; zuschnallen; zuschnüren
attraper abfangen; bestricken; einsperren; etwas bekommen; fesseln; festnehmen; grabbeln; greifen; hervorholen; verhaften abfangen; anfassen; anpacken; aufschnappen; auftragen; aufziehen; begreifen; bescheißen; davontragen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; festgreifen; festhalten; festnehmen; foppen; grapschen; greifen; hinters Licht führen; irreführen; klemmen; krallen; kriegen; neppen; packen; schnappen; unterschlagen; unverlangt bekommen; verarschen; verhaften; verwickeln; wegkappern; zugreifen; zum besten haben; zuvorkommen; überlisten
captiver Abnormal intrigieren; ausspielen; backen; ballen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwischen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; gehen; grabbeln; greifen; hervorholen; intrigieren; kappen; knutschen; kriegen; packen; schmieden; verhaften aneinanderreihen; ketten; verketten
capturer abfangen; bestricken; einsperren; etwas bekommen; fesseln; festnehmen; grabbeln; greifen; hervorholen; verhaften aufschnappen; aufzeichnen; bekommen; erfassen; ergreifen; erwerben; fassen; gewinnen; sammeln; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen
enchaîner anketten; faszinieren; fesseln; intrigieren; ketten aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; erfassen; ergreifen; fassen; festnehmen; geiseln; gliedern; greifen; in Ketten legen; ketten; ordnen; verbinden; verhaften; verketten; zusammenfügen
faire prisonnier einsperren; fesseln; festnehmen; verhaften
fasciner Abnormal intrigieren; ausspielen; backen; ballen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwischen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; gehen; grabbeln; greifen; hervorholen; intrigieren; kappen; knutschen; kriegen; packen; schmieden; verhaften betören; bezaubern
fixer anbinden; binden; fesseln; festbinden; festlegen; festmachen; festschnallen; festzurren; knebeln; schnüren; zurren ablegen; abstellen; abwägen; an einander befestigen; anbinden; anblicken; anbringen; andrehen; anhaken; anheften; anhängen; anketten; ankleben; ankoppeln; ankuppeln; anlegen; anregen; anschauen; anschnallen; anschrauben; ansehen; anziehen; aufkleben; aufstellen; ausmachen; befestigen; beglaubigen; begucken; beobachten; besehen; bestimmen; betrachten; betten; beäugen; brühen; den Mund verbieten; dokumentieren; einordnen; einräumen; einrücken; einsperren; einstellen; einteilen; einweisen; ermessen; erpressen; festbinden; festdrehen; festhaken; festhalten; festheften; festkleben; festmachen; festschnallen; festschrauben; fügen; gaffen; gruppieren; gucken; haken; heften; hinblicken; hinlegen; hinstellen; installieren; klammern; knebeln; koppeln; kuppeln; laichen; legen; raten; schalten; schauen; schlingen; schätzen; setzen; stationieren; stecken; stellen; suggerieren; taxieren; unteraus legen; unterbringen; verankern; veranschlagen; vergeben; verlegen; vorschlagen; zubinden; zuraten; zuschnallen; zusehen; überschlagen
lier anbinden; binden; faszinieren; fesseln; festbinden; festlegen; festmachen; festschnallen; festzurren; intrigieren; knebeln; schnüren; zurren Bücher binden; an einander befestigen; anbinden; aneinanderreihen; anheften; anketten; anknöpfen; anlegen; befestigen; beglaubigen; binden; den Mund verbieten; dokumentieren; erpressen; festbinden; festhaken; festhalten; festheften; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; heften; ketten; knebeln; schnüren; verankern; verbinden; verketten; verknoten; verknüpfen; vertäuen; zubinden; zumachen; zusammenbinden; zusammenfügen
ligoter faszinieren; fesseln; intrigieren Bücher binden; anbinden; aneinanderreihen; binden; den Mund verbieten; erpressen; festbinden; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; ketten; knebeln; verketten; verknoten; zubinden
mettre sous les verrous einsperren; fesseln; festnehmen; verhaften
nouer anbinden; binden; fesseln; festbinden; festlegen; festmachen; festschnallen; festzurren; knebeln; schnüren; zurren anbinden; anheften; anknöpfen; aufbinden; aufhängen; aufknöpfen; aufknüpfen; befestigen; beglaubigen; binden; den Mund verbieten; eintreten; erpressen; festbinden; festhaken; festheften; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; geben; heften; heucheln; hängen; knebeln; knoten; schnüren; umbinden; umwinden; verbinden; verknoten; verknüpfen; vorbinden; vormachen; vornehmen; vortun; zubinden; zusammenbinden
obséder Abnormal intrigieren; ausspielen; backen; ballen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwischen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; gehen; grabbeln; greifen; hervorholen; intrigieren; kappen; knutschen; kriegen; packen; schmieden; verhaften
passer les menottes faszinieren; fesseln; intrigieren aneinanderreihen; festnehmen; in Ketten legen; ketten; verketten
passionner Aufmerksamkeit festhalten; fesseln
prendre abfangen; bestricken; etwas bekommen; faszinieren; fesseln; grabbeln; greifen; hervorholen; intrigieren abfangen; abhandenmachen; abholen; abnehmen; abräumen; absorbieren; akzeptieren; aneinanderreihen; anfangen; anfassen; anheben; annehmen; anpacken; ansammeln; anwenden; anwerben; aufheben; aufholen; auflesen; aufnehmen; aufpicken; aufsammeln; aufsaugen; aufschnappen; auslesen; ausschlürfen; auswählen; beginnen; begreifen; bekommen; benutzen; besetzen; blamieren; ein Geschenk annehmen; eingreifen; einkassieren; einpacken; einsammeln; einsetzen; einstecken; empfangen; entfernen; entgegenhalten; entnehmen; entwenden; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwerben; erwischen; etwas holen; fangen; fassen; festgreifen; festhalten; festnehmen; fortnehmen; gebrauchen; gewinnen; grapschen; greifen; handhaben; hantieren; herauspicken; heraussuchen; hinnehmen; hinterziehen; holen; in Empfang nehmen; jemandem etwas nachtragen; ketten; klauen; klemmen; krallen; kriegen; nachtragen; nachtragend sein; nehmen; packen; rauben; rügen; schelten; schlucken; selektieren; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen; sichten; sieben; sortieren; starten; stehlen; tadeln; unzugänglich machen; verhaften; verketten; verleumden; versammeln; veruntreuen; verweisen; verwenden; verwickeln; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegholen; wegkappern; wegnehmen; wegschnappen; werben; zugreifen; zulangen; zurechtweisen; zusammentragen; überfallen; überlisten
relier faszinieren; fesseln; intrigieren anbinden; aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; binden; den Mund verbieten; erpressen; festbinden; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; ketten; knebeln; schnüren; verbinden; verketten; verknoten; verknüpfen; zubinden; zumachen; zusammenbinden; zusammenfügen
retenir l'attention Aufmerksamkeit festhalten; fesseln
saisir einsperren; faszinieren; fesseln; festnehmen; intrigieren; verhaften abfangen; aneinanderreihen; anfassen; annehmen; anpacken; auffangen; aufschnappen; begreifen; bekommen; beschlagnahmen; durchschauen; durchsehen; eingreifen; einpacken; einsehen; einziehen; erfassen; ergreifen; erhaschen; erkennen; erwerben; erwischen; fangen; fassen; festgreifen; festhalten; festnehmen; frappieren; gewinnen; greifen; kapieren; ketten; klammern; konfiszieren; kriegen; mit den Händen umfassen; packen; realisieren; schnallen; umfassen; umklammern; umschließen; umspannen; unterschlagen; verhaften; verketten; verstehen; verwickeln; zugreifen; zulangen; zuvorkommen; zwängen; überfallen; überlisten

Synoniemen voor "fesseln":

  • gefangen nehmen
  • Handschellen anlegen
  • faszinieren; ganz in Anspruch nehmen

Wiktionary: fesseln

fesseln
verb
  1. jemanden stark beeindrucken, für sich einnehmen
  2. jemanden (an etwas) festbinden und damit bewegungsunfähig machen
fesseln
verb
  1. faire pénétrer en soi, s’assimiler.
  2. acheter ou retenir une quantité considérable d’une denrée, d’une marchandise, pour la rendre plus chère en la rendant plus rare, et se faire ainsi seul le maître de la vente et du prix.
  3. Chercher à obtenir quelque chose.
  4. (vieilli) retenir prisonnier.
Cross Translation:
FromToVia
• fesseln → absorber ↔ absorb — to occupy fully (4)
• fesseln → fasciner; captiver ↔ boeien — fascineren
• fesseln → enchaîner ↔ boeien — kluisteren







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0794 seconde
Page rendered in 1.0 seconds