Duits

Uitgebreide vertaling voor fortschaffen (Duits) in het Frans

fortschaffen:

fortschaffen werkwoord (schaffe fort, schaffst fort, schafft fort, schaffte fort, schafftet fort, fortgeschafft)

  1. fortschaffen (entfernen; wegtun; vertreiben; )
    éloigner; renvoyer; écarter; repousser; se débarrasser de; chasser; expulser; aliéner
    • éloigner werkwoord (éloigne, éloignes, éloignons, éloignez, )
    • renvoyer werkwoord (renvoie, renvoies, renvoyons, renvoyez, )
    • écarter werkwoord (écarte, écartes, écartons, écartez, )
    • repousser werkwoord (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )
    • se débarrasser de werkwoord
    • chasser werkwoord (chasse, chasses, chassons, chassez, )
    • expulser werkwoord (expulse, expulses, expulsons, expulsez, )
    • aliéner werkwoord (aliène, aliènes, aliénons, aliénez, )
  2. fortschaffen (vorwerfen; schätzen; verweisen; )
    reprocher; condamner; blâmer; réprimander; déshonorer; jeter quelque chose aux pieds de; vitupérer; avoir de la rancune; critiquer; avoir de la rancoeur
    • reprocher werkwoord (reproche, reproches, reprochons, reprochez, )
    • condamner werkwoord (condamne, condamnes, condamnons, condamnez, )
    • blâmer werkwoord (blâme, blâmes, blâmons, blâmez, )
    • réprimander werkwoord (réprimande, réprimandes, réprimandons, réprimandez, )
    • déshonorer werkwoord (déshonore, déshonores, déshonorons, déshonorez, )
    • vitupérer werkwoord (vitupère, vitupères, vitupérons, vitupérez, )
    • critiquer werkwoord (critique, critiques, critiquons, critiquez, )
  3. fortschaffen (demontieren; entfernen; wegnehmen; )
    démonter; démanteler; débrider; dégarnir; dégréer
    • démonter werkwoord (démonte, démontes, démontons, démontez, )
    • démanteler werkwoord (démantèle, démantèles, démantelons, démantelez, )
    • débrider werkwoord
    • dégarnir werkwoord (dégarnis, dégarnit, dégarnissons, dégarnissez, )
    • dégréer werkwoord (dégrée, dégrées, dégréons, dégréez, )
  4. fortschaffen (evakuieren; ausräumen; entfernen; )
    évacuer; écarter; repousser; s'éloigner
    • évacuer werkwoord (évacue, évacues, évacuons, évacuez, )
    • écarter werkwoord (écarte, écartes, écartons, écartez, )
    • repousser werkwoord (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )
    • s'éloigner werkwoord
  5. fortschaffen (wegtragen; abführen; abtragen; )
    emmener; emporter; déporter; porter; remporter
    • emmener werkwoord (emmène, emmènes, emmenons, emmenez, )
    • emporter werkwoord (emporte, emportes, emportons, emportez, )
    • déporter werkwoord (déporte, déportes, déportons, déportez, )
    • porter werkwoord (porte, portes, portons, portez, )
    • remporter werkwoord (remporte, remportes, remportons, remportez, )

Conjugations for fortschaffen:

Präsens
  1. schaffe fort
  2. schaffst fort
  3. schafft fort
  4. schaffen fort
  5. schafft fort
  6. schaffen fort
Imperfekt
  1. schaffte fort
  2. schafftest fort
  3. schaffte fort
  4. schafften fort
  5. schafftet fort
  6. schafften fort
Perfekt
  1. habe fortgeschafft
  2. hast fortgeschafft
  3. hat fortgeschafft
  4. haben fortgeschafft
  5. habt fortgeschafft
  6. haben fortgeschafft
1. Konjunktiv [1]
  1. fortschaffe
  2. fortschaffest
  3. fortschaffe
  4. fortschaffen
  5. fortschaffet
  6. fortschaffen
2. Konjunktiv
  1. fortschaffte
  2. fortschafftest
  3. fortschaffte
  4. fortschafften
  5. fortschafftet
  6. fortschafften
Futur 1
  1. werde fortschaffen
  2. wirst fortschaffen
  3. wird fortschaffen
  4. werden fortschaffen
  5. werdet fortschaffen
  6. werden fortschaffen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde fortschaffen
  2. würdest fortschaffen
  3. würde fortschaffen
  4. würden fortschaffen
  5. würdet fortschaffen
  6. würden fortschaffen
Diverses
  1. schaffe fort!
  2. schafft fort!
  3. schaffen Sie fort!
  4. fortgeschafft
  5. fortschaffend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor fortschaffen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aliéner beseitigen; entfernen; fortbringen; fortschaffen; vertreiben; wegschaffen; wegtun
avoir de la rancoeur bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen Groll hegen; blamieren; entgegenhalten; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; tadeln; verleumden; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; zurechtweisen
avoir de la rancune bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen Groll haben; Groll hegen; blamieren; entgegenhalten; grollen; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; tadeln; verleumden; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; zurechtweisen
blâmer bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen aussetzen; bemerken; bestrafen; blamieren; entgegenhalten; ermahnen; jemandem einen Vorwurf machen; jemandem etwas nachtragen; mißbilligen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; tadeln; verleumden; verurteilen; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; zurechtweisen
chasser beseitigen; entfernen; fortbringen; fortschaffen; vertreiben; wegschaffen; wegtun abwehren; anspornen; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufscheuchen; aufstacheln; auftreiben; aufwirbeln; ausschließen; aussperren; ausstossen; austreiben; hetzen; hochdrehen; hochtreiben; jagen; sich wehren; verbannen; wehren
condamner bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen ablehnen; abschlagen; aburteilen; abweisen; ausschlagen; blamieren; das Urteil sprechen; entgegenhalten; jemandem etwas nachtragen; mißbilligen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; tadeln; verdammen; verfolgen; verleumden; verurteilen; verweisen; verwerfen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; zur Hölle wünschen; zurechtweisen; zurückweisen
critiquer bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen anprangern; aussetzen; beanstanden; bemerken; bemäkeln; bemängeln; bestrafen; beurteilen; blamieren; entgegenhalten; heruntermachen; jemandem einen Vorwurf machen; jemandem etwas nachtragen; jurieren; kritisieren; mißbilligen; nachtragen; nachtragend sein; rezensieren; rügen; schelten; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verurteilen; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; zurechtweisen
débrider abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen
dégarnir abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen ausheben; ausleeren; ausräumen; entledigen; entleeren; herausnehmen; leeren; sich von etwas entledigen
dégréer abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen
démanteler abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen
démonter abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen Bereitstellung aufheben; abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; auflösen; aufteilen; auseinanderfallen; aushöhlen; ausreißen; entnerven; ganz kaputt und auseinander holen; herauslösen; lösen; niederreißen; spalten; trennen; verschrotten; wegbrechen; wegreißen; zehren; zerfallen; zerfetzen; zerlegen; zerreissen; zerreißen; zersetzen
déporter abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen ausscheiden; ausstoßen; ausweisen; deportieren; zwangsverschicken
déshonorer bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen angreifen; blamieren; entgegenhalten; jemandem blamieren; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; schänden; tadeln; verletzen; verleumden; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; zurechtweisen; überfallen
emmener abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen begleiten; geleiten; mitgehen; wegbringen; wegführen; wegleiten
emporter abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen abnehmen; abräumen; aufholen; ausheben; ausleeren; ausräumen; entfernen; entleeren; entnehmen; fortnehmen; herausnehmen; leeren; mitlocken; mitnehmen; mitschleppen; mitziehen; schleppen; wegholen; wegnehmen
expulser beseitigen; entfernen; fortbringen; fortschaffen; vertreiben; wegschaffen; wegtun abschieben; auslegen; ausscheiden; ausstossen; austreiben; ausweisen; auswerfen; deportieren; hinabstossen; verbannen; zwangsverschicken
jeter quelque chose aux pieds de bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen blamieren; entgegenhalten; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; tadeln; verleumden; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; zurechtweisen
porter abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen abschicken; an haben; anstiften; antun; auslösen; beistehen; bewirken; darreichen; hervorbringen; herüberreichen; hinauftragen; hinhalten; hinüberreichen; portieren; reichen; schleppen; schwer zu trägen sein; senden; stützen; tragen; unterstützen; verschicken; verursachen; wuchten; zubringen; zufügen
remporter abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen aufschnappen; bekommen; einholen; erfassen; ergreifen; erwerben; erzielen; fassen; gewinnen; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen
renvoyer beseitigen; entfernen; fortbringen; fortschaffen; vertreiben; wegschaffen; wegtun Angst einjagen; ablehnen; abmarschieren; abschicken; abschieben; abschrecken; absenden; abweisen; aufschieben; echoen; einmarschieren lassen; einsenden; eintauschen; einwechseln; entlassen; erstatten; feuern; hallen; hinausschieben; hinweisen auf; reflektieren; rückerstatten; schallen; schicken; spiegeln; suspendieren; tauschen; umtauschen; verabschieden; verlegen; verscheuchen; verschicken; verschieben; verschrecken; versenden; vertagen; verweisen auf; wegschicken; wegsenden; widerhallen; widerschallen; widerspiegeln; wiedergeben; zum Versand bringen; zurückerstatten; zurückgeben; zurückschicken; zurücksenden; zurückweisen; zurückzahlen; zuschütten; zusenden; zuwerfen; zürückschicken
repousser ausräumen; beseitigen; entfernen; evakuieren; fortbringen; fortschaffen; räumen; vertreiben; wegschaffen; wegtun Angst einjagen; abhalten; ablehnen; abschieben; abschlagen; abschrecken; abwehren; abweisen; abwenden; aufrücken; aufschieben; ausschlagen; ausschließen; aussperren; einrücken; enthalten; geringschätzen; herabstossen; hinaufschieben; hinausschieben; rücken; setzen; sich enthalten; sich wehren; sichversetzen; umstellen; verachten; verlegen; verrücken; verscheuchen; verschieben; verschmähen; verschrecken; versetzen; verstellen; verstossen; vertagen; verteidigen; verweigern; verwerfen; wegdrängen; wegschieben; wehren; zur Seite rücken; zurückdrängen; zurückhalten; zurücktreiben; zurückweisen; zusammenrücken
reprocher bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen anrechnen; bestrafen; blamieren; entgegenhalten; jemandem einen Vorwurf machen; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; tadeln; verleumden; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; zurechtweisen
réprimander bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen Rüffel geben; Standpauke halten; Verweis geben; anranzen; aussetzen; bemerken; bestrafen; blamieren; entgegenhalten; ermahnen; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; tadeln; verleumden; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; warnen; zurechtweisen
s'éloigner ausräumen; beseitigen; entfernen; evakuieren; fortschaffen; räumen; wegschaffen abfahren; abreisen; fortfahren; fortreisen; sich entfernen; sich zurückziehen; wegfahren; wegreisen
se débarrasser de beseitigen; entfernen; fortbringen; fortschaffen; vertreiben; wegschaffen; wegtun befreien; entfliehen; entkommen; entledigen; entrinnen; entschlüpfen; entweichen; entwischen; fliehen; flüchten; freilassen; freimachen; sich befreien; sich von etwas entledigen
vitupérer bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen anprangern; beanstanden; bemäkeln; bemängeln; beschimpen; kritisieren; verketzern; verteufeln
écarter ausräumen; beseitigen; entfernen; evakuieren; fortbringen; fortschaffen; räumen; vertreiben; wegschaffen; wegtun Aufziehen; Finger spreizen; abhalten; abwehren; abwenden; aufbrechen; aufopfern; aufreißen; aufsperren; beseitigen; entfernen; vernachlässigen; verteidigen; zurückhalten
éloigner beseitigen; entfernen; fortbringen; fortschaffen; vertreiben; wegschaffen; wegtun
évacuer ausräumen; beseitigen; entfernen; evakuieren; fortschaffen; räumen; wegschaffen abnehmen; abzapfen; ausheben; ausleeren; ausnehmen; ausräumen; ausscheiden; ausschenken; ausstoßen; entleeren; entwässern; herausnehmen; leeren; leermachen; zapfen

Synoniemen voor "fortschaffen":


Wiktionary: fortschaffen

fortschaffen
verb
  1. tirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.