Grobschlächtig in het Frans vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits

Uitgebreide vertaling voor grobschlächtig (Duits) in het Frans

grobschlächtig:

grobschlächtig bijvoeglijk naamwoord

grobschlächtig (ungehobelt; unhöflich; grob; zutäppisch; dumm; unerzogen; derb; ungeschickt; flegelhaft; tölpelhaft; doof; wild; stumpf; schroff; plump; klobig; schwerfällig; bäuerisch; ungeschliffen; täppisch; ungeschlacht; unkultiviert; lümmelhaft)
mal élevé; vulgaire; rustre; non civilisé; maladroit; grossier; impoli
- mal élevé bijvoeglijk naamwoord
- vulgaire bijvoeglijk naamwoord
- rustre bijvoeglijk naamwoord
- non civilisé bijvoeglijk naamwoord
- maladroit bijvoeglijk naamwoord
- grossier bijvoeglijk naamwoord
- impoli bijvoeglijk naamwoord
grobschlächtig (unhandlich; stümperhaft; unbehaglich; weich; lustlos; hinfällig; ungeschickt; kraftlos; umbequem; grob; lasch; lästig; schwerfällig; flau; schwächlich; tapsig; dünn; lahm; entspannt; eckig; schlapp; hilflos; welk; schlaff; krankhaft; kantig; ungelenk; unbeholfen; schlacksig; ungehobelt; abgespannt; gebrechlich; bäuerisch; mißlich; flegelhaft; wässerig; kränklich; tölpelhaft; täppisch; taktlos; ungeschlacht; stelzbeinig; tapprig)
maladif; maladroit; embarrassé; inncommode; avec raideur; malhabile; avec maladresse; dégingandé; maladroitement; sans force; raide; lâche; gauche; relâché; mal à l'aise; gauchement; maladivement; peu maniable; à pas raides
- maladif bijvoeglijk naamwoord
- maladroit bijvoeglijk naamwoord
- embarrassé bijvoeglijk naamwoord
- inncommode bijvoeglijk naamwoord
- avec raideur bijvoeglijk naamwoord
- malhabile bijvoeglijk naamwoord
- avec maladresse bijvoeglijk naamwoord
- dégingandé bijvoeglijk naamwoord
- maladroitement bijvoeglijk naamwoord
- sans force bijvoeglijk naamwoord
- raide bijvoeglijk naamwoord
- lâche bijvoeglijk naamwoord
- gauche bijvoeglijk naamwoord
- relâché bijvoeglijk naamwoord
- mal à l'aise bijvoeglijk naamwoord
- gauchement bijvoeglijk naamwoord
- maladivement bijvoeglijk naamwoord
- peu maniable bijvoeglijk naamwoord
- à pas raides bijvoeglijk naamwoord
grobschlächtig (grobknochig)
robuste; qui a une grosse ossature
- robuste bijvoeglijk naamwoord
- qui a une grosse ossature bijvoeglijk naamwoord
grobschlächtig (unmanierlich; ungehörig; unhöflich; plump; frech; dreist; unverschämt; unanständig; ungehobelt; unpassend; unartig; flegelhaft; schamlos; ungeschliffen; indiskret; taktlos; ungesittet; unkultiviert)
maladroit; insolent; grossier; grossière; indécemment; indécent; impertinent; impoli; effronté; inconvenant; grossièrement; impudent; insolemment; impudemment; impertinemment; mal élevé
- maladroit bijvoeglijk naamwoord
- insolent bijvoeglijk naamwoord
- grossier bijvoeglijk naamwoord
- grossière bijvoeglijk naamwoord
- indécemment bijvoeglijk naamwoord
- indécent bijvoeglijk naamwoord
- impertinent bijvoeglijk naamwoord
- impoli bijvoeglijk naamwoord
- effronté bijvoeglijk naamwoord
- inconvenant bijvoeglijk naamwoord
- grossièrement bijvoeglijk naamwoord
- impudent bijvoeglijk naamwoord
- insolemment bijvoeglijk naamwoord
- impudemment bijvoeglijk naamwoord
- impertinemment bijvoeglijk naamwoord
- mal élevé bijvoeglijk naamwoord
grobschlächtig (ungeschliffen; unerzogen; derb; schroff; ungehobelt; bäuerisch; ungeschlacht)
grossier; non civilisé; vulgaire; rustre; impoli; mal élevé
- grossier bijvoeglijk naamwoord
- non civilisé bijvoeglijk naamwoord
- vulgaire bijvoeglijk naamwoord
- rustre bijvoeglijk naamwoord
- impoli bijvoeglijk naamwoord
- mal élevé bijvoeglijk naamwoord
grobschlächtig (unverschämt; doof; überheblich; derb; ungeschickt; ungehobelt; ungeschlacht; dreist; schwerfällig; zynisch; ungeschliffen; täppisch; frech; grob; plump; klobig; anmaßend; arrogant; ungeniert; bäuerisch; flegelhaft; unbescheiden; dörflich; tölpelhaft; zutäppisch)
prétentieux; effronté; insolent; rustre; champêtre; présomptueux; insolemment; sans gêne; prétentieusement; impertinemment; sans façons; effrontément; rustaud; sans vergogne; à la paysanne; rural; grossier; rustique; impertinent; campagnard; villageois; grossièrement; impudent; impudemment; en rustre; de façon rustique; sans se gêner
- prétentieux bijvoeglijk naamwoord
- effronté bijvoeglijk naamwoord
- insolent bijvoeglijk naamwoord
- rustre bijvoeglijk naamwoord
- champêtre bijvoeglijk naamwoord
- présomptueux bijvoeglijk naamwoord
- insolemment bijvoeglijk naamwoord
- sans gêne bijvoeglijk naamwoord
- prétentieusement bijvoeglijk naamwoord
- impertinemment bijvoeglijk naamwoord
- sans façons bijvoeglijk naamwoord
- effrontément bijvoeglijk naamwoord
- rustaud bijvoeglijk naamwoord
- sans vergogne bijvoeglijk naamwoord
- à la paysanne bijvoeglijk naamwoord
- rural bijvoeglijk naamwoord
- grossier bijvoeglijk naamwoord
- rustique bijvoeglijk naamwoord
- impertinent bijvoeglijk naamwoord
- campagnard bijvoeglijk naamwoord
- villageois bijvoeglijk naamwoord
- grossièrement bijvoeglijk naamwoord
- impudent bijvoeglijk naamwoord
- impudemment bijvoeglijk naamwoord
- en rustre bijvoeglijk naamwoord
- de façon rustique bijvoeglijk naamwoord
- sans se gêner bijvoeglijk naamwoord
grobschlächtig (dörflich; doof; grob; derb; rustik; plump; klobig; ländlich; schwerfällig; ungeschickt; ungehobelt; pfarrlich; bäuerisch; flegelhaft; ungeschliffen; tölpelhaft; pastoral; täppisch; ungeschlacht; lümmelhaft; zutäppisch)
champêtre; rustique; rural; grossier; rustre; campagnard; villageois; rustaud; en rustre; de façon rustique; à la paysanne
- champêtre bijvoeglijk naamwoord
- rustique bijvoeglijk naamwoord
- rural bijvoeglijk naamwoord
- grossier bijvoeglijk naamwoord
- rustre bijvoeglijk naamwoord
- campagnard bijvoeglijk naamwoord
- villageois bijvoeglijk naamwoord
- rustaud bijvoeglijk naamwoord
- en rustre bijvoeglijk naamwoord
- de façon rustique bijvoeglijk naamwoord
- à la paysanne bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor grobschlächtig:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gauche		linke Seite
insolent		Flegel; Grobian
lâche		Angsthase; Feigling
maladroit		Pfuscher; Schuster; Stümper
prétentieux		Arbeitstier; Arschkrieger; Besserwisser; Kriecher; Naseweis; Schleicher; Speichellecker
rustre		Agrarier; Bauer; Bauerntölpel; Dreckskerl; Flegel; Grobian; Heini; Kaffer; Landwirt; Lump; Lümmel; Provinzler; Rabauke; Rüpel; Sack; Schlingel; Schuft; Tölpel; blöder Sack; ungehobelte Klotz; ungeschliffene Kerl
villageois		Dorfbewohner; Dorfeinwohner; Dorfgemeinde; Dörfler; Dörflerin; Landmann; Landmänner
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
champêtre		ländlich
maladroit		läppisch; stümperhaft
rural		ländlich
rustique		ländlich
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
avec maladresse	abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; weich; welk; wässerig	kränklich
avec raideur	abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; weich; welk; wässerig	hauteng; hölzern; prall; rauh; schneidig; schwerfällig; standhaft; starr; starrköpfig; steif; stelzbeinig; stier; straff; stramm; streng; unbeugsam; unerschütterlich; unverwandt
campagnard	anmaßend; arrogant; bäuerisch; derb; doof; dreist; dörflich; flegelhaft; frech; grob; grobschlächtig; klobig; ländlich; lümmelhaft; pastoral; pfarrlich; plump; rustik; schwerfällig; täppisch; tölpelhaft; unbescheiden; ungehobelt; ungeniert; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; unverschämt; zutäppisch; zynisch; überheblich	dörflich; ländlich; rustik
champêtre	anmaßend; arrogant; bäuerisch; derb; doof; dreist; dörflich; flegelhaft; frech; grob; grobschlächtig; klobig; ländlich; lümmelhaft; pastoral; pfarrlich; plump; rustik; schwerfällig; täppisch; tölpelhaft; unbescheiden; ungehobelt; ungeniert; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; unverschämt; zutäppisch; zynisch; überheblich	dörflich; ländlich; rustik
de façon rustique	anmaßend; arrogant; bäuerisch; derb; doof; dreist; dörflich; flegelhaft; frech; grob; grobschlächtig; klobig; ländlich; lümmelhaft; pastoral; pfarrlich; plump; rustik; schwerfällig; täppisch; tölpelhaft; unbescheiden; ungehobelt; ungeniert; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; unverschämt; zutäppisch; zynisch; überheblich	dörflich; ländlich; rustik
dégingandé	abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; weich; welk; wässerig	schlacksig; tölpelhaft; unbeholfen; ungeschickt
effronté	anmaßend; arrogant; bäuerisch; derb; doof; dreist; dörflich; flegelhaft; frech; grob; grobschlächtig; indiskret; klobig; plump; schamlos; schwerfällig; taktlos; täppisch; tölpelhaft; unanständig; unartig; unbescheiden; ungehobelt; ungehörig; ungeniert; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; ungesittet; unhöflich; unkultiviert; unmanierlich; unpassend; unverschämt; zutäppisch; zynisch; überheblich
effrontément	anmaßend; arrogant; bäuerisch; derb; doof; dreist; dörflich; flegelhaft; frech; grob; grobschlächtig; klobig; plump; schwerfällig; täppisch; tölpelhaft; unbescheiden; ungehobelt; ungeniert; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; unverschämt; zutäppisch; zynisch; überheblich
embarrassé	abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; weich; welk; wässerig	befangen; beschämt; enttäuscht; lästig; mißlich; scheu; schüchtern; umbequem; unangenehm; unbehaglich; unbequem; verlegen; verschämt; zaghaft
en rustre	anmaßend; arrogant; bäuerisch; derb; doof; dreist; dörflich; flegelhaft; frech; grob; grobschlächtig; klobig; ländlich; lümmelhaft; pastoral; pfarrlich; plump; rustik; schwerfällig; täppisch; tölpelhaft; unbescheiden; ungehobelt; ungeniert; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; unverschämt; zutäppisch; zynisch; überheblich
gauche	abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; weich; welk; wässerig	auf einmal; hauteng; hölzern; jählings; kränklich; linker; links; nicht elegant; plump; plötzlich; prall; rauh; schlagartig; schneidig; schwerfällig; standhaft; starr; starrköpfig; steif; stelzbeinig; stier; straff; stramm; streng; tölpelhaft; unbeugsam; unerschütterlich; unerwartet; unverhofft; unvermittelt; unvermutet; unversehens; unverwandt; unvorhergesehen
gauchement	abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; unhandlich; weich; welk; wässerig	kränklich
grossier	anmaßend; arrogant; bäuerisch; derb; doof; dreist; dumm; dörflich; flegelhaft; frech; grob; grobschlächtig; indiskret; klobig; ländlich; lümmelhaft; pastoral; pfarrlich; plump; rustik; schamlos; schroff; schwerfällig; stumpf; taktlos; täppisch; tölpelhaft; unanständig; unartig; unbescheiden; unerzogen; ungehobelt; ungehörig; ungeniert; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; ungesittet; unhöflich; unkultiviert; unmanierlich; unpassend; unverschämt; wild; zutäppisch; zynisch; überheblich	abgestanden; anstößig; banal; bäuerisch; derb; dick; dumpf; dumpfig; dürftig; ekelhaft; falsch; faul; fehlerhaft; fett; fettartig; fettig; feucht; flegelhaft; frech; frivol; fälschlich; fälschlicherweise; garstig; gewissenlos; gewöhnlich; glitschig; grob; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; immoralisch; indiskreet; indiskret; lasterhaft; launisch; nicht elegant; obszön; ordinär; platt; plump; respektlos; roh; rüde; schal; schamlos; schief; schlüpfrig; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schmählich; schofel; schuftig; schweinisch; schäbig; schändlich; sittenlos; skrupellos; taktlos; trivial; unangebracht; unanständig; unartig; unehrenhaft; unerhört; unflätig; unfreundlich; ungebührlich; ungehobelt; ungehörig; ungehört; ungeschlacht; ungeschliffen; ungeziemend; ungezogen; unhöflich; unmanierlich; unmoralisch; unpassend; unrecht; unrichtig; unsauber; unschicklich; unsittlich; unverschämt; unzart; unzüchtig; verkehrt; vulgär; widerlich
grossière	dreist; flegelhaft; frech; grobschlächtig; indiskret; plump; schamlos; taktlos; unanständig; unartig; ungehobelt; ungehörig; ungeschliffen; ungesittet; unhöflich; unkultiviert; unmanierlich; unpassend; unverschämt	abgestanden; banal; bäuerisch; derb; dick; dumpf; dumpfig; dürftig; ekelhaft; falsch; faul; fett; fettartig; fettig; flegelhaft; frech; garstig; grob; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; nicht elegant; obszön; platt; plump; rüde; schal; schamlos; schlüpfrig; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schmählich; schofel; schuftig; schäbig; schändlich; taktlos; trivial; unanständig; unartig; unflätig; ungehobelt; ungeschlacht; ungeschliffen; ungezogen; unhöflich; unpassend; unverschämt
grossièrement	anmaßend; arrogant; bäuerisch; derb; doof; dreist; dörflich; flegelhaft; frech; grob; grobschlächtig; indiskret; klobig; plump; schamlos; schwerfällig; taktlos; täppisch; tölpelhaft; unanständig; unartig; unbescheiden; ungehobelt; ungehörig; ungeniert; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; ungesittet; unhöflich; unkultiviert; unmanierlich; unpassend; unverschämt; zutäppisch; zynisch; überheblich	abgestanden; banal; bäuerisch; derb; dick; dumpf; dumpfig; dürftig; ekelhaft; falsch; faul; fett; fettartig; fettig; flegelhaft; frech; garstig; geschätzt; grob; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; nicht elegant; obszön; platt; plump; plusminus; rund; rüde; schal; schamlos; schlüpfrig; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schmählich; schofel; schuftig; schäbig; schändlich; taktlos; trivial; unanständig; unartig; unflätig; unfreundlich; ungefähr; ungehobelt; ungeschlacht; ungeschliffen; ungezogen; unhöflich; unmanierlich; unpassend; unverschämt
impertinemment	anmaßend; arrogant; bäuerisch; derb; doof; dreist; dörflich; flegelhaft; frech; grob; grobschlächtig; indiskret; klobig; plump; schamlos; schwerfällig; taktlos; täppisch; tölpelhaft; unanständig; unartig; unbescheiden; ungehobelt; ungehörig; ungeniert; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; ungesittet; unhöflich; unkultiviert; unmanierlich; unpassend; unverschämt; zutäppisch; zynisch; überheblich	altklug; dreist; frech; keck; naheweis; onverfroren
impertinent	anmaßend; arrogant; bäuerisch; derb; doof; dreist; dörflich; flegelhaft; frech; grob; grobschlächtig; indiskret; klobig; plump; schamlos; schwerfällig; taktlos; täppisch; tölpelhaft; unanständig; unartig; unbescheiden; ungehobelt; ungehörig; ungeniert; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; ungesittet; unhöflich; unkultiviert; unmanierlich; unpassend; unverschämt; zutäppisch; zynisch; überheblich	brutal; dreist; eiskalt; flegelhaft; frech; gewaltsam; gewalttätig; grausam; grob; gräßlich; keck; onverfroren; rotzfrech; schamlos; schlimm; taktlos; unangenehm; unanständig; unartig; ungehörig; ungesittet; ungezogen; unhöflich; unmanierlich; unpassend; unschicklich; unverschämt; zudringlich
impoli	bäuerisch; derb; doof; dreist; dumm; flegelhaft; frech; grob; grobschlächtig; indiskret; klobig; lümmelhaft; plump; schamlos; schroff

Remove Ads

Vertaal grobschlächtig van Duits naar Frans

Uitgebreide vertaling voor grobschlächtig (Duits) in het Frans

grobschlächtig:

grobschlächtig bijvoeglijk naamwoord

grobschlächtig (ungehobelt; unhöflich; grob; zutäppisch; dumm; unerzogen; derb; ungeschickt; flegelhaft; tölpelhaft; doof; wild; stumpf; schroff; plump; klobig; schwerfällig; bäuerisch; ungeschliffen; täppisch; ungeschlacht; unkultiviert; lümmelhaft)

grobschlächtig (grobknochig)

grobschlächtig (unmanierlich; ungehörig; unhöflich; plump; frech; dreist; unverschämt; unanständig; ungehobelt; unpassend; unartig; flegelhaft; schamlos; ungeschliffen; indiskret; taktlos; ungesittet; unkultiviert)

grobschlächtig (ungeschliffen; unerzogen; derb; schroff; ungehobelt; bäuerisch; ungeschlacht)

grobschlächtig (unverschämt; doof; überheblich; derb; ungeschickt; ungehobelt; ungeschlacht; dreist; schwerfällig; zynisch; ungeschliffen; täppisch; frech; grob; plump; klobig; anmaßend; arrogant; ungeniert; bäuerisch; flegelhaft; unbescheiden; dörflich; tölpelhaft; zutäppisch)

grobschlächtig (dörflich; doof; grob; derb; rustik; plump; klobig; ländlich; schwerfällig; ungeschickt; ungehobelt; pfarrlich; bäuerisch; flegelhaft; ungeschliffen; tölpelhaft; pastoral; täppisch; ungeschlacht; lümmelhaft; zutäppisch)

Vertaal Matrix voor grobschlächtig: