Duits

Uitgebreide vertaling voor herumpfuschen (Duits) in het Frans

herumpfuschen:

herumpfuschen werkwoord

  1. herumpfuschen
    tripoter; farfouiller; gâcher; cochonner; barbouiller; gargouiller; bricoler; patauger; goder; faire n'importe quoi; travailler sans soin
    • tripoter werkwoord (tripote, tripotes, tripotons, tripotez, )
    • farfouiller werkwoord (farfouille, farfouilles, farfouillons, farfouillez, )
    • gâcher werkwoord (gâche, gâches, gâchons, gâchez, )
    • cochonner werkwoord (cochonne, cochonnes, cochonnons, cochonnez, )
    • barbouiller werkwoord (barbouille, barbouilles, barbouillons, barbouillez, )
    • gargouiller werkwoord (gargouille, gargouilles, gargouillons, gargouillez, )
    • bricoler werkwoord (bricole, bricoles, bricolons, bricolez, )
    • patauger werkwoord (patauge, patauges, pataugeons, pataugez, )
    • goder werkwoord (gode, godes, godons, godez, )
  2. herumpfuschen (basteln; pfuschen; stümpern; )
    bricoler; tripoter
    • bricoler werkwoord (bricole, bricoles, bricolons, bricolez, )
    • tripoter werkwoord (tripote, tripotes, tripotons, tripotez, )

Vertaal Matrix voor herumpfuschen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bricoler Anfallende Arbeiten erledigen; schwarzarbeiten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barbouiller herumpfuschen anschmieren; beklecksen; beschmieren; kalken; klecksen; lästern; scharren; schmieren; tünchen; verläumden
bricoler baggern; basteln; einenWirbelschlagen; fummeln; herumbasteln; herumdoktern; herumfingern; herumkramen; herumpfuschen; pfuschen; rasseln; rauhabhobeln; stümpern; trommeln; vor sich hin machen; wirbeln ausbessern; basteln; beheben; beseitigen; bummeln; doktern; handarbeiten; herumbasteln; herumlungern; herumsitzen; herumstehen; kleinere Arbeiten erledigen; schwarzarbeiten; sich herumtreiben; trödeln
cochonner herumpfuschen Unordnung machen; Wirrwarr machen; bummeln; herumlungern; herumsitzen; herumstehen; klecksen; scharren; schmieren; sich herumtreiben; trödeln
faire n'importe quoi herumpfuschen scharren; schludern
farfouiller herumpfuschen grabbeln; herumkramen; kramen; scharren; schludern; stöbern; wühlen
gargouiller herumpfuschen scharren
goder herumpfuschen scharren
gâcher herumpfuschen abfaulen; ausfaulen; entarten; entstellen; faulen; fummeln; gerinnen; korrumpieren; pfuschen; sauer werden; stümpern; verderben; verfaulen; vergeuden; vergießen; vergällen; verhunzen; verkommen lassen; verkrümeln; verlottern; vermasseln; vermurksen; verpesten; verpfuschen; verprassen; verschwenden; verseuchen; vertun; verwahrlosen lassen; wegfaulen; wegschmeißen
patauger herumpfuschen Wasser treten; barfußim Wasser waten; pfuschen; scharren; sudeln
travailler sans soin herumpfuschen scharren
tripoter baggern; basteln; einenWirbelschlagen; fummeln; herumbasteln; herumdoktern; herumfingern; herumkramen; herumpfuschen; pfuschen; rasseln; rauhabhobeln; stümpern; trommeln; vor sich hin machen; wirbeln angrapschen; fummeln; herauspicken; herumdoktern; herumfingern; klauben; pflücken; pfuschen; picken; scharren; stümpern; tatschen

Synoniemen voor "herumpfuschen":