Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal spreizen

Vertaal spreizen van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. spreizen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor spreizen (Duits) in het Frans

spreizen:

spreizen werkwoord (spreize, spreizt, spreizte, spreiztet, gespreizt)

  1. spreizen (auseinandersetzen)
    séparer; mettre à part
    • séparer werkwoord (sépare, sépares, séparons, séparez, )
    • mettre à part werkwoord

Conjugations for spreizen:

Präsens
  1. spreize
  2. spreizt
  3. spreizt
  4. spreizen
  5. spreizt
  6. spreizen
Imperfekt
  1. spreizte
  2. spreiztest
  3. spreizte
  4. spreizten
  5. spreiztet
  6. spreizten
Perfekt
  1. habe gespreizt
  2. hast gespreizt
  3. hat gespreizt
  4. haben gespreizt
  5. habt gespreizt
  6. haben gespreizt
1. Konjunktiv [1]
  1. spreize
  2. spreizest
  3. spreize
  4. spreizen
  5. spreizet
  6. spreizen
2. Konjunktiv
  1. spreizete
  2. spreizetest
  3. spreizete
  4. spreizeten
  5. spreizetet
  6. spreizeten
Futur 1
  1. werde spreizen
  2. wirst spreizen
  3. wird spreizen
  4. werden spreizen
  5. werdet spreizen
  6. werden spreizen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde spreizen
  2. würdest spreizen
  3. würde spreizen
  4. würden spreizen
  5. würdet spreizen
  6. würden spreizen
Diverses
  1. spreiz!
  2. spreizt!
  3. spreizen Sie!
  5. gespreizt
  6. spreizend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor spreizen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mettre à part auseinandersetzen; spreizen absondern; auf die Seitelegen; beiseite legen; freihalten; offenhalten; vorbehalten; zur Seite legen; zurückbehalten; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen
séparer auseinandersetzen; spreizen abkoppeln; abreißen; absondern; abspalten; abtrennen; auf die Seite legen; aufgliedern; auflösen; aufteilen; aus einander spleißen; auseinandergehen; auseinanderstieben; auseinandertreiben; aussondern; beiseite legen; beiseitelegen; dividieren; filtern; filtrieren; ganz kaputt und auseinander holen; gliedern; hamstern; horten; isolieren; loskoppeln; ordnen; scheiden; separieren; sieben; spleißen; splissen; teilen; trennen; zurücklegen

Synoniemen voor "spreizen":


Wiktionary: spreizen

spreizen
verb
  1. (transitiv) voneinander wegstrecken
Cross Translation:
FromToVia
• spreizen → écarter ↔ spread — to extend, stretch out (limbs etc)
• spreizen → enfourcher; se mettre à califourchon ↔ straddle — to sit or stand with a leg on each side of something







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0199 seconde
Page rendered in 1.0 seconds