Duits

Uitgebreide vertaling voor Sprachgewandtheit (Duits) in het Frans

Sprachgewandtheit:

Sprachgewandtheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Sprachgewandtheit (Sprachfertigkeit)
    l'expression orale
  2. die Sprachgewandtheit (Sprachbeherrschung)
    la connaissances linguistiques; la connaissances de la langue; l'acquisition de la langue; la langue; l'éloquence
  3. die Sprachgewandtheit (Redegewandtheit; Beredsamkeit)
    l'éloquence; la faconde

Vertaal Matrix voor Sprachgewandtheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acquisition de la langue Sprachbeherrschung; Sprachgewandtheit
connaissances de la langue Sprachbeherrschung; Sprachgewandtheit
connaissances linguistiques Sprachbeherrschung; Sprachgewandtheit
expression orale Sprachfertigkeit; Sprachgewandtheit
faconde Beredsamkeit; Redegewandtheit; Sprachgewandtheit
langue Sprachbeherrschung; Sprachgewandtheit Rede; Sprache
éloquence Beredsamkeit; Redegewandtheit; Sprachbeherrschung; Sprachgewandtheit Außdruckskraft; Redekunst; Rhetorik; Überzeugungskraft

Synoniemen voor "Sprachgewandtheit":


Wiktionary: Sprachgewandtheit


Cross Translation:
FromToVia
Sprachgewandtheit connaissances de la langue taalvaardigheid — de vaardigheid van een vlot gebruik van de taal