Duits

Uitgebreide vertaling voor Dichte (Duits) in het Nederlands

Dichte:

Dichte [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Dichte (Konzentration)
    de dichtheid; de concentratie
  2. die Dichte (Unverbrüchlichkeit; Sicherheit; Festigkeit; )
    onverbrekelijkheid

Vertaal Matrix voor Dichte:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
concentratie Dichte; Konzentration Anspannung; Konzentration; Spannung
dichtheid Dichte; Konzentration
onverbrekelijkheid Bestimmtheit; Beständigkeit; Dichte; Dichtigkeit; Festigkeit; Gewißheit; Sicherheit; Solidität; Stetigkeit; Unverbrüchlichkeit

Synoniemen voor "Dichte":

  • Dichtheit; spezifisches Gewicht; Wichte

Wiktionary: Dichte

Dichte
noun
  1. compactheid

Cross Translation:
FromToVia
Dichte dichtheid density — physics: amount of matter contained by a given volume
Dichte dichtheid densité — Quantité d’élément par unité d’espace
Dichte dichtheid masse volumique — physique|fr grandeur physique définie par la masse d’un matériau par unité de volume. L’unité SI en est le kilogramme par mètre cube (kg/m³) mais on utilise couramment le gramme par centimètre cube (g/cm³). La densité relative d’un liquide ou d’un solide est presque
Dichte dikte; hoogte; diepte; dichtheid épaisseur — géométrie|fr qualité de ce qui est épais.

dichten:

dichten werkwoord (dichte, dichtest, dichtet, dichtete, dichtetet, gedichtet)

  1. dichten (isolieren; abdichten)
    afdichten; dichten
    • afdichten werkwoord (dicht af, dichtte af, dichtten af, afgedicht)
    • dichten werkwoord (dicht, dichtte, dichtten, gedicht)
  2. dichten (Gedichten schreiben)
    dichten; gedichten schrijven
  3. dichten (abdichten; stopfen; isolieren; schließen)
    breeuwen; dichten
    • breeuwen werkwoord (breeuw, breeuwt, breeuwde, breeuwden, gebreeuwd)
    • dichten werkwoord (dicht, dichtte, dichtten, gedicht)
  4. dichten (abdichten; schließen; stopfen; isolieren)
    gaten stoppen; dichten
  5. dichten
    dichten; verzen maken
    • dichten werkwoord (dicht, dichtte, dichtten, gedicht)
    • verzen maken werkwoord (maak verzen, maakt verzen, maakte verzen, maakten verzen, verzen gemaakt)
  6. dichten (abdichten; isolieren)
    koudebestendig maken; isoleren
    • koudebestendig maken werkwoord (maak koudebestendig, maakt koudebestendig, maakte koudebestendig, maakten koudebestendig, koudebestendig gemaakt)
    • isoleren werkwoord (isoleer, isoleert, isoleerde, isoleerden, geïsoleerd)

Conjugations for dichten:

Präsens
  1. dichte
  2. dichtest
  3. dichtet
  4. dichten
  5. dichtet
  6. dichten
Imperfekt
  1. dichtete
  2. dichtetest
  3. dichtete
  4. dichteten
  5. dichtetet
  6. dichteten
Perfekt
  1. habe gedichtet
  2. hast gedichtet
  3. hat gedichtet
  4. haben gedichtet
  5. habt gedichtet
  6. haben gedichtet
1. Konjunktiv [1]
  1. dichte
  2. dichtest
  3. dichte
  4. dichten
  5. dichtet
  6. dichten
2. Konjunktiv
  1. dichtete
  2. dichtetest
  3. dichtete
  4. dichteten
  5. dichtetet
  6. dichteten
Futur 1
  1. werde dichten
  2. wirst dichten
  3. wird dichten
  4. werden dichten
  5. werdet dichten
  6. werden dichten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde dichten
  2. würdest dichten
  3. würde dichten
  4. würden dichten
  5. würdet dichten
  6. würden dichten
Diverses
  1. dicht!
  2. dichtet!
  3. dichten Sie!
  4. gedichtet
  5. dichtend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor dichten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dichten Dichten
verzen maken Dichten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdichten abdichten; dichten; isolieren
breeuwen abdichten; dichten; isolieren; schließen; stopfen
dichten Gedichten schreiben; abdichten; dichten; isolieren; schließen; stopfen abdichten; abschliessen; schließen; sperren; verschließen; zumachen
gaten stoppen abdichten; dichten; isolieren; schließen; stopfen
gedichten schrijven Gedichten schreiben; dichten
isoleren abdichten; dichten; isolieren abseits stellen; absondern; abtrennen; auf die Seite legen; aussondern; beiseitelegen; einpferchen; einschließen; einsperren; festsetzen; gefangenhalten; isolieren; separieren; trennen; zurücklegen
koudebestendig maken abdichten; dichten; isolieren
verzen maken dichten

Synoniemen voor "dichten":


Wiktionary: dichten


Cross Translation:
FromToVia
dichten schrijven write — to be the author of
dichten schrijven write — to be an author



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Dichte (Nederlands) in het Duits

dicht:

dicht bijvoeglijk naamwoord

  1. dicht (afgesloten; gesloten; toe)
    abgeschlossen; geschlossen
  2. dicht (dicht opeen)
    kurz hintereinander; dicht
  3. dicht (op slot; gesloten)
    geschlossen; dicht; verschlossen; abgeschlossen; fest verschlossen

Vertaal Matrix voor dicht:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geschlossen afgesloten; dicht; gesloten; op slot; toe afgesloten; besloten; eendrachtig; eenparig; eensgezind; eenstemmig; geloken; harmonieus; ineensluitend; potdicht; privé; saamhorig; unaniem
- dik
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- toe
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abgeschlossen afgesloten; dicht; gesloten; op slot; toe afgerond; gecompleteerd; potdicht
dicht dicht; dicht opeen; gesloten; op slot dichtbij; in de buurt; nabij; nabije; nabijgelegen; potdicht; vlakbij
fest verschlossen dicht; gesloten; op slot
kurz hintereinander dicht; dicht opeen
verschlossen dicht; gesloten; op slot gereserveerd; opzijgezet; potdicht

Verwante woorden van "dicht":


Synoniemen voor "dicht":


Antoniemen van "dicht":


Verwante definities voor "dicht":

  1. zonder veel tussenruimte1
    • de stoelen stonden dicht bij elkaar1
  2. je kunt er niet bij of in of door1
    • de deur naar de kamer is dicht1

Wiktionary: dicht

dicht
adjective
  1. compact
  2. gesloten

Cross Translation:
FromToVia
dicht geschlossen closed — not open
dicht dicht thick — densely crowded or packed
dicht dicht; gedrängt; geschlossen; undurchdringlich denseépais, compact, dont les parties nous paraissent plus épaisses ou plus serrées.

Verwante vertalingen van Dichte