Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- Abfeuern:
-
Wiktionary:
- abfeuern → afvuren, afrijden, uitlopen, uitvaren, vertrekken, wegrijden, starten, afgaan, weggaan, zich verwijderen, losbranden, opstappen, op weg gaan, tijgen, aan de gang brengen
Duits
Uitgebreide vertaling voor abfeuern (Duits) in het Nederlands
abfeuern:
Synoniemen voor "abfeuern":
Wiktionary: abfeuern
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• abfeuern | → afvuren | ↔ fire — transitive: to shoot |
• abfeuern | → afrijden; uitlopen; uitvaren; vertrekken; wegrijden; starten; afgaan; weggaan; zich verwijderen; afvuren; losbranden; opstappen; op weg gaan; tijgen; aan de gang brengen | ↔ partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase : |
Abfeuern:
-
Abfeuern (Schießen)
-
Abfeuern (Abschießen; Beschießung)
Vertaal Matrix voor Abfeuern:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afschieten | Abfeuern; Abschießen; Beschießung | |
afvuren | Abfeuern; Abschießen; Beschießung | |
schieten | Abfeuern; Schießen | |
schoten lossen | Abfeuern; Abschießen; Beschießung | |
vuren | Abfeuern; Schießen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afschieten | erschießen; feuern; knallen; lösen; schießen; totschießen | |
afvuren | feuern; knallen; lösen; schießen | |
schieten | feuern; knallen; lösen; schießen | |
schoten lossen | feuern; knallen; lösen; schießen | |
vuren | abdrücken; feuern; knallen; lösen; schießen |
Computer vertaling door derden: