Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
auferlegen:
-
Wiktionary:
auferlegen → bezielen, inboezemen, inspireren, dicteren -
Synoniemen voor "auferlegen":
aufbürden; aufladen; auflasten; beladen; belasten; bepacken; beschweren; oktruieren; schlauchen; strapazieren
aufbrummen; aufdrücken; aufhalsen; aufzwingen
-
Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor auferlegen (Duits) in het Nederlands
Spelling Suggesties voor: auferlegen
auferlegen:
Synoniemen voor "auferlegen":
Wiktionary: auferlegen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• auferlegen | → bezielen; inboezemen; inspireren; dicteren | ↔ dicter — prononcer mot à mot une phrase ou une suite de phraser, pour qu’une ou plusieurs autres personnes l’écrire. |
Computer vertaling door derden: