Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: andrehen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: andrehen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. andrehen:
  2. Andrehen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor andrehen (Duits) in het Nederlands

andrehen:

andrehen werkwoord (drehe an, drehst an, dreht an, drehte an, drehtet an, angedreht)

  1. andrehen (entlehnen; leihen; ziehen; )
    ontlenen; lenen
    • ontlenen werkwoord (ontleen, ontleent, ontleende, ontleenden, ontleend)
    • lenen werkwoord (leen, leent, leende, leenden, geleend)
  2. andrehen (festschrauben; anschrauben)
    vastschroeven; dichtschroeven
    • vastschroeven werkwoord (schroef vast, schroeft vast, schroefte vast, schroeften vast, vastgeschroefd)
    • dichtschroeven werkwoord (schroef dicht, schroeft dicht, schroefde dicht, schroefden dicht, dichtgeschroefd)
  3. andrehen (festdrehen; anziehen; anschrauben; festschrauben)
    door draaien vastmaken; aandraaien
  4. andrehen (losziehen; aufmachen; ausfädeln; )
    losmaken; uittrekken; uithalen; lostornen; tornen; loskrijgen
    • losmaken werkwoord (maak los, maakt los, maakte los, maakten los, losgemaakt)
    • uittrekken werkwoord (trek uit, trekt uit, trok uit, trokken uit, uitgetrokken)
    • uithalen werkwoord (haal uit, haalt uit, haalde uit, haalden uit, uitgehaald)
    • lostornen werkwoord (torn los, tornt los, tornde los, tornden los, losgetornd)
    • tornen werkwoord (torn, tornt, tornde, tornden, getornd)
    • loskrijgen werkwoord (krijg los, krijgt los, kreeg los, kregen los, losgekregen)
  5. andrehen (festschrauben; anziehen; anschrauben; festdrehen)
    vastschroeven; aanschroeven
    • vastschroeven werkwoord (schroef vast, schroeft vast, schroefte vast, schroeften vast, vastgeschroefd)
    • aanschroeven werkwoord (schroef aan, schroeft aan, schroefde aan, schroefden aan, aangeschroefd)

Conjugations for andrehen:

Präsens
  1. drehe an
  2. drehst an
  3. dreht an
  4. drehen an
  5. dreht an
  6. drehen an
Imperfekt
  1. drehte an
  2. drehtest an
  3. drehte an
  4. drehten an
  5. drehtet an
  6. drehten an
Perfekt
  1. habe angedreht
  2. hast angedreht
  3. hat angedreht
  4. haben angedreht
  5. habt angedreht
  6. haben angedreht
1. Konjunktiv [1]
  1. drehe an
  2. drehest an
  3. drehe an
  4. drehen an
  5. drehet an
  6. drehen an
2. Konjunktiv
  1. drehte an
  2. drehtest an
  3. drehte an
  4. drehten an
  5. drehtet an
  6. drehten an
Futur 1
  1. werde andrehen
  2. wirst andrehen
  3. wird andrehen
  4. werden andrehen
  5. werdet andrehen
  6. werden andrehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde andrehen
  2. würdest andrehen
  3. würde andrehen
  4. würden andrehen
  5. würdet andrehen
  6. würden andrehen
Diverses
  1. dreh an!
  2. dreht an!
  3. drehen Sie an!
  5. angedreht
  6. andrehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor andrehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanschroeven Anziehen; fester Andrehen
dichtschroeven Andrehen; Anschrauben; Zuschrauben
lostornen Abtrennen
vastschroeven Andrehen; Anschrauben; Anziehen; Zuschrauben; fester Andrehen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandraaien andrehen; anschrauben; anziehen; festdrehen; festschrauben einschalten
aanschroeven andrehen; anschrauben; anziehen; festdrehen; festschrauben
dichtschroeven andrehen; anschrauben; festschrauben
door draaien vastmaken andrehen; anschrauben; anziehen; festdrehen; festschrauben
lenen abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen ausleihen
loskrijgen abhängen; abkoppeln; abtrennen; andrehen; aufknoten; auflösen; aufmachen; auftrennen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausmisten; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; treiben abkoppeln; aufbekommen; aufbinden; aufhaken; aufknoten; aufknöpfen; aufknüpfen; auflösen; aufmachen; entfesseln; entknoten; entkoppeln; enträtseln; entwirren; locker machen; lockern; losbekommen; loskriegen; loslösen; losmachen; lösen; trennen; unterbrechen
losmaken abhängen; abkoppeln; abtrennen; andrehen; aufknoten; auflösen; aufmachen; auftrennen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausmisten; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; treiben abkoppeln; aufbinden; aufhaken; aufknoten; aufknöpfen; aufknüpfen; auflösen; aufmachen; befreien; entfesseln; entknoten; entkoppeln; entlassen; enträtseln; entwirren; erlösen; freigeben; freilassen; freimachen; herbeiführen; locker machen; lockern; losbekommen; loskriegen; loslösen; losmachen; lösen; trennen; unterbrechen; verursachen
lostornen abhängen; abkoppeln; abtrennen; andrehen; aufknoten; auflösen; aufmachen; auftrennen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausmisten; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; treiben
ontlenen abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen
tornen abhängen; abkoppeln; abtrennen; andrehen; aufknoten; auflösen; aufmachen; auftrennen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausmisten; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; treiben
uithalen abhängen; abkoppeln; abtrennen; andrehen; aufknoten; auflösen; aufmachen; auftrennen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausmisten; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; treiben ausfädeln; ausheben; aushecken; ausholen; ausnehmen; ausräumen; herausnehmen; leermachen; treiben
uittrekken abhängen; abkoppeln; abtrennen; andrehen; aufknoten; auflösen; aufmachen; auftrennen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausmisten; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; treiben auskleiden; ausziehen; entblößen; entkleiden; freimachen
vastschroeven andrehen; anschrauben; anziehen; festdrehen; festschrauben

Synoniemen voor "andrehen":

  • aufoktroyieren; aufzwängen; jemandem etwas aufdrängen; oktroyieren
  • aufquatschen; aufschwatzen; aufschwätzen; unterjubeln

Wiktionary: andrehen

andrehen
verb
  1. iets in werking stellen
Cross Translation:
FromToVia
• andrehen → forceren; opdringen; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; aanslaan; belasten; belasting heffen op; veraccijnzen; dwingen; noodzaken; verplichten; zich opdringen ↔ imposer — Traductions à trier suivant le sens

Andrehen:

Andrehen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Andrehen (Zuschrauben; Anschrauben)
    vastschroeven; dichtschroeven

Vertaal Matrix voor Andrehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dichtschroeven Andrehen; Anschrauben; Zuschrauben
vastschroeven Andrehen; Anschrauben; Zuschrauben Anziehen; fester Andrehen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dichtschroeven andrehen; anschrauben; festschrauben
vastschroeven andrehen; anschrauben; anziehen; festdrehen; festschrauben

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van andrehen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0577 seconde
Page rendered in 1.0 seconds