Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. versengen:
  2. Versengen:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor versengen (Duits) in het Nederlands

versengen:

versengen werkwoord (versenge, versengst, versengt, versengte, versengtet, versengt)

  1. versengen (brennen; feuern; flammen; )
    branden; verschroeien; zengen; blakeren; verzengen
    • branden werkwoord (brand, brandt, brandde, brandden, gebrand)
    • verschroeien werkwoord (verschroei, verschroeit, verschroeide, verschroeiden, verschroeid)
    • zengen werkwoord (zeng, zengt, zengde, zengden, gezengen)
    • blakeren werkwoord (blaker, blakert, blakerde, blakerden, geblakerd)
    • verzengen werkwoord

Conjugations for versengen:

Präsens
  1. versenge
  2. versengst
  3. versengt
  4. versengen
  5. versengt
  6. versengen
Imperfekt
  1. versengte
  2. versengtest
  3. versengte
  4. versengten
  5. versengtet
  6. versengten
Perfekt
  1. habe versengt
  2. hast versengt
  3. hat versengt
  4. haben versengt
  5. habt versengt
  6. haben versengt
1. Konjunktiv [1]
  1. versenge
  2. versengest
  3. versenge
  4. versengen
  5. versenget
  6. versengen
2. Konjunktiv
  1. versengte
  2. versengtest
  3. versengte
  4. versengten
  5. versengtet
  6. versengten
Futur 1
  1. werde versengen
  2. wirst versengen
  3. wird versengen
  4. werden versengen
  5. werdet versengen
  6. werden versengen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde versengen
  2. würdest versengen
  3. würde versengen
  4. würden versengen
  5. würdet versengen
  6. würden versengen
Diverses
  1. verseng!
  2. versengt!
  3. versengen Sie!
  4. versengt
  5. versengend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor versengen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
branden Brennen; Brände
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blakeren anstecken; brennen; einbrennen; feuern; flammen; sengen; versengen
branden anstecken; brennen; einbrennen; feuern; flammen; sengen; versengen brandmarken; brennen; einbrennen; kennzeichnen; markieren; stigmatisieren
verschroeien anstecken; brennen; einbrennen; feuern; flammen; sengen; versengen
verzengen anstecken; brennen; einbrennen; feuern; flammen; sengen; versengen
zengen anstecken; brennen; einbrennen; feuern; flammen; sengen; versengen

Synoniemen voor "versengen":


Wiktionary: versengen

versengen
verb
  1. de oppervlakte een beetje verbranden

Versengen:

Versengen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Versengen (Versengung)
    verschroeiing; verzenging

Vertaal Matrix voor Versengen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verschroeiing Versengen; Versengung
verzenging Versengen; Versengung



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor versengen (Nederlands) in het Duits