Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Besteck:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Besteck (Duits) in het Nederlands

Besteck:

Besteck [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Besteck
    het couvert; het bestek; het eetgerei
    • couvert [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bestek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • eetgerei [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Besteck:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestek Besteck
couvert Besteck Gedeck; Kuvert; Schutzumschlag; Umschlag
eetgerei Besteck

Synoniemen voor "Besteck":

  • Essbesteck; Tischbesteck

Wiktionary: Besteck

Besteck
noun
  1. gerei waarmee het eten aan tafel behandeld wordt

Cross Translation:
FromToVia
Besteck doos; bak; etui; foedraal; koker; korf; pot; zak; vat; kist; fles; krat; emmer; kruik; urn; kuip; teil; tobbe baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas.