Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Ängstlichkeit:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ängstlichkeit (Duits) in het Nederlands

Ängstlichkeit:

Ängstlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Ängstlichkeit (Angst)
    de angst; de vrees; de bangheid
    • angst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vrees [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bangheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. die Ängstlichkeit (Feigheit; Feigherzigkeit)
    de lafheid; kleinhartigheid
  3. die Ängstlichkeit (Furcht)
    de beduchtheid
  4. die Ängstlichkeit (Scheu; Furcht; Bangigkeit)
    de beschroomdheid; de schroom
  5. die Ängstlichkeit (Scheu; Furcht; Bangigkeit)
    de bevreesdheid
  6. die Ängstlichkeit (Schüchternheit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit; Scheuheit)
    de schroomvalligheid

Vertaal Matrix voor Ängstlichkeit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angst Angst; Ängstlichkeit
bangheid Angst; Ängstlichkeit
beduchtheid Furcht; Ängstlichkeit
beschroomdheid Bangigkeit; Furcht; Scheu; Ängstlichkeit
bevreesdheid Bangigkeit; Furcht; Scheu; Ängstlichkeit
kleinhartigheid Feigheit; Feigherzigkeit; Ängstlichkeit
lafheid Feigheit; Feigherzigkeit; Ängstlichkeit
schroom Bangigkeit; Furcht; Scheu; Ängstlichkeit Geniertheit; Scham; Scheu; Scheuheit; Schüchternheit; Verlegenheit; Verschlossenheit; Zaghaftigkeit; Zurückhaltung
schroomvalligheid Scheuheit; Schüchternheit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit; Ängstlichkeit
vrees Angst; Ängstlichkeit

Synoniemen voor "Ängstlichkeit":


Wiktionary: Ängstlichkeit


Cross Translation:
FromToVia
Ängstlichkeit angst; bezorgdheid; spanning anxiété — inquiétude

Computer vertaling door derden: