Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor beten (Duits) in het Nederlands
beten:
Conjugations for beten:
Präsens
- bete
- betest
- betet
- beten
- betet
- beten
Imperfekt
- betete
- betetest
- betete
- beteten
- betetet
- beteten
Perfekt
- habe gebetet
- hast gebetet
- hat gebetet
- haben gebetet
- habt gebetet
- haben gebetet
1. Konjunktiv [1]
- bete
- betest
- bete
- beten
- betet
- beten
2. Konjunktiv
- betete
- betetest
- betete
- beteten
- betetet
- beteten
Futur 1
- werde beten
- wirst beten
- wird beten
- werden beten
- werdet beten
- werden beten
1. Konjunktiv [2]
- würde beten
- würdest beten
- würde beten
- würden beten
- würdet beten
- würden beten
Diverses
- bet!
- betet!
- beten Sie!
- gebetet
- betend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor beten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bidden | Bitten; Gebet | |
smeken | Flehen; Gebet; flehentliche Bitte | |
verzoeken | Fragen; Versuchen | |
vragen | Fragen; Versuchen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bidden | anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen | rütteln |
in gebed zijn | beten; betteln; bitten; flehen | |
smeken | anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen | |
soebatten | beten; betteln; bitten; flehen | |
verzoeken | anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen | anfordern; anfragen; ansuchen; beantragen; bitten; einen Antrag machen; einfordern; ersuchen; fordern; fragen |
vragen | anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen | anfordern; anfragen; ansuchen; beantragen; bitten; eine Frage stellen; einen Antrag machen; einfordern; ersuchen; fordern; fragen |
Synoniemen voor "beten":
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beten (Nederlands) in het Duits
beten:
-
de beten (muggenbeten)
Vertaal Matrix voor beten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Bisse | beten; muggenbeten |
beten vorm van bijten:
Vertaal Matrix voor bijten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Beißen | bijten |
Verwante woorden van "bijten":
Verwante definities voor "bijten":
Wiktionary: bijten
bijten
Cross Translation:
verb
bijten
-
iets afsnijden of afscheuren door tanden tegen elkaar te duwen
- bijten → beißen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bijten | → beißen | ↔ bite — to cut off a piece by clamping the teeth |
• bijten | → beißen | ↔ bite — to attack with the teeth |
• bijten | → beißen | ↔ bite — to bite a baited hook or other lure |
• bijten | → Biss | ↔ bite — act of biting |
• bijten | → beißen | ↔ mordre — Serrer avec les dents de manière à entamer. (Sens général). |